2
De netwerkprinter configureren
Overzicht
Voordat u de machine van Brother op uw netwerk gaat gebruiken, moet u eerst de software van Brother
installeren en de TCP/IP-netwerkinstellingen op de machine zelf configureren. Wij raden u aan hiervoor het
automatische installatieprogramma op de cd-rom van Brother te gebruiken, aangezien dit programma u door
de installatie van de software en netwerkbenodigdheden leidt.
Raadpleeg de rest van dit hoofdstuk als u het automatische installatieprogramma liever niet wilt gebruiken,
of als u tijdens de installatie iets niet begrijpt.
Opmerking
Als u het automatische installatieprogramma niet wilt of kunt gebruiken, dan kunt u de netwerkinstellingen ook
via het bedieningspaneel van de machine wijzigen. Raadpleeg Instellen via het voorpaneel op pagina 3-1 voor
meer informatie hierover.
IP-adressen, subnetmaskers en gateways
Als u de machine in een genetwerkte TCP/IP-omgeving wilt gebruiken, moet u het IP-adres en het
subnetmasker configureren. Het IP-adres dat u toewijst aan de afdrukserver, moet zich op hetzelfde logische
netwerk bevinden als uw hostcomputers. Is dit niet het geval, dan moeten het subnetmasker en
gateway-adres worden geconfigureerd.
IP-adres
Een IP-adres is een reeks cijfers die elk apparaat identificeert dat op het netwerk is aangesloten. Een
IP-adres bestaat uit vier nummers die door punten van elkaar worden gescheiden. Elk nummer ligt tussen de
0 en 255.
In een klein netwerk zou u normaal gesproken bijvoorbeeld het laatste cijfer wijzigen.
192.168.1.1 , 192.168.1.2 , 192.168.1.3
Als u een DHCP/BOOTP/RARP-server in uw netwerk hebt (doorgaans een netwerk met UNIX
®
Windows
2000/XP), zal de afdrukserver zijn IP-adres automatisch bij de DHCP-server opvragen.
Opmerking
Op kleinere netwerken kan de DHCP-server de router zijn.
2
®
/Linux of
2 - 1