SC-S80600 Series/SC-S80600L Series/SC-S60600 Series/SC-S60600L Series/SC-S40600 Series Gebruikershandleiding
D
Wanneer u op Z drukt, start de automatische
aanpassing en wordt een aanpassingspatroon
afgedrukt.
Wacht tot de aanpassing is voltooid.
Bij het selecteren van om het
even wat anders dan
Zelfklevend Vinyl of Banner
Voer Aanpassing Invoer en Printkop Uitlijnen
afzonderlijk uit voor alle geselecteerde media, behalve
Zelfklevend Vinyl of Banner in Mediatype.
Controleer en pas elk afgedrukt patroon visueel aan.
Aanpassing Invoer
Dit menu wordt ook gebruikt wanneer stroken
(horizontale strepen, oneffenheden in tinten of
strepen) optreden in afdrukresultaten.
U kunt Standaard of Patroon 500mm selecteren om
aanpassingen te doen.
Standaard
Meestal wordt deze optie geselecteerd.
Deze optie wordt niet weergegeven wanneer Textiel
in Mediatype is geselecteerd.
Patroon 500mm
Deze optie wordt gebruikt voor het maken van
nauwkeurige afdrukaanpassingen wanneer wordt
afgedrukt op ongelijk afdrukmateriaal, zoals canvas, of
afdrukmateriaal dat eenvoudig doorloopt, zoals stof.
De maximale lengte van het vereiste afdrukmateriaal
om het testpatroon af te drukken, wordt hieronder
vermeld.
Wanneer Standaard wordt uitgevoerd: circa 130 mm
Wanneer Patroon 500mm wordt uitgevoerd: circa
770 mm
Instelprocedure
A
Controleer of de printer gereed is en laad het
afdrukmateriaal op basis van de feitelijke
gebruiksomstandigheden.
Wanneer u de Automatische oproleenheid
gebruikt, bevestigt u het afdrukmateriaal aan de
rolkern.
Basishandelingen
"Afdrukmateriaal laden" op pagina 32
U
"Werken met de Automatische
U
oproleenheid" op pagina 38
B
Druk op de knop Menu.
Het menu met instellingen wordt weergegeven.
C
Selecteer Media-instelling — Instellingen
Aanpassen — Media-aanpassing —
Handmatig — Aanpassing Invoer.
D
Gebruik de knoppen d/u om Standaard of
500 mm te selecteren.
E
Druk op de knop Z om het
aanpassingspatroon af te drukken.
Wacht tot het afdrukken is voltooid.
F
Controleer het afgedrukte uitlijningspatroon.
Wanneer Standaard is geselecteerd
Er worden twee groepen aanpassingspatronen
afgedrukt: A en B. Selecteer het patroon dat
voor elke groep de minste overlap en de minste
onderbrekingen vertoont. Selecteer "0,0" in de
hieronder weergegeven gevallen.
Als er twee patronen zijn waarbij de overlap en
onderbrekingen hetzelfde zijn, voer dan in stap
7 de middelste waarde in. Voer in de hieronder
weergegeven gevallen "-0,05%" in.
Wanneer alle aanpassingspatronen overlap of
onderbrekingen vertonen, selecteert u het
patroon met de minste overlap of
onderbrekingen.
53