Inhoudsopgave
Advertenties
Abb.15
AL-D
4. Verder toebehoor
4.1 Persoonlijke beschermingsuitrusting tegen een val
Iedere persoon die zich aan de klimbeveiligingsinrichting bevindt, moet permanent met de persoonlijke valbescherming
beveiligd zijn. De persoonlijke valbeschermingsuitrusting maakt geen deel uit van de levering van de klimbeveiliging.
Zij moet echter aan alle toepasselijke normen en voorschriften voldoen. De persoonlijke valbeschermingsuitrusting die
voor de beveiliging aan de klimbeveiligingsinrichting voorzien is, moet de gebruiker de mogelijkheid bieden om vrij en
zonder enige beperking van de bewegingsvrijheid te stijgen/dalen. Verlaten van de klimbeveiligingsinrichting is alleen
toegestaan bij een tegen een val bescherming biedende plek waar men kan staan.
5. Controlelijst
Er moet een inspectie-/controlelijst bijgehouden worden, waarin de volgende informatie ingevuld moet worden:
– Inspectie, onderhoud en storingsopheffi ng
De inspectie-/controlelijst bevindt zich in de bijlage bij deze montage- en bedieningshandleiding en dient door
de exploitant van het systeem bewaard te worden.
6. Installatie en onderhoud
6.1 Belangrijke aanwijzingen voor de montage van het klimbeveiligingssysteem
– Het toereikende draagvermogen van het bouwwerk
moet gecontroleerd en effectief aangetoond worden.
– De langere ladderelementen moeten onderaan
gemonteerd worden.
– De ladderelementen die bovenin gemonteerd worden,
moeten bovenaan een vaste blokkering (stopper)
hebben.
– Per ladderelement moeten minimaal twee houders
aan het bouwwerk voorgemonteerd zijn.
6.2 Benodigd gereedschap en hulpmiddelen
Montagehulpmiddelen
Meetwerktuig
Persoonlijke val-
bescherming voor
monteurs
6.3 Controle van de inhoud van de levering
Voorafgaand aan de montage moet de inhoud van de levering aan de hand van de afl everbon gecontroleerd
worden.
De componenten mogen niet vervormd of anderszins beschadigd zijn. Voordat met de montage wordt begonnen
moet de inzetbaarheid van het systeem gecontroleerd worden door de mechanische delen handmatig te bedienen/
bewegen. Aanbouwdelen moeten op hun technische toestand en werking worden gecontroleerd.
Beschadigde componenten mogen niet gerepareerd of gebruikt worden. Zij dienen door originele onderdelen
vervangen te worden.
Uitgave 03/13
FABA-Grip
Steeksleutel SW14 met dwarsgreep
Boor FZUB 14x60
Inslagapparaat FZE 14
Waterpas, meetlint of duimstok
– opvangwagen AL-D of Grip
– toegelaten opvanggordels
– veiligheidslijnen met valdemper
– arrêteerkabel
– helm
– handschoenen
– veiligheidsschoenen
Originele montage- en bedieningshandleiding systeem AL2 MOBIL
3.4 Vangwagen AL-D en Grip
De opvangwagen AL-D of Grip (afb. 15) worden onder in de
als eerste gemonteerde ladder ingevoerd. Deze dienen ter
beveiliging van personen. Per opvangwagen kan 1 persoon aan
het klimbeveiligingssysteem gezekerd worden met behulp van
persoonlijke
beschermingsuitrusting
Maximaal 2 personen tegelijk mogen met het systeem beveiligd
worden.
De opvangwagen begeleidt de gebruiker over het gehele traject
door automatisch mee te lopen.
– De houders moeten verticaal uitgelijnd gemonteerd
worden, d.w.z. dat er geen afwijking naar links of rechts
mag zijn.
• De houderafstanden moeten in de rastermaat van
280 mm gekozen zijn.
Tijdens de montage en demontage dient op
een toereikende eigen beveiliging te worden
gelet! (zie 6.2)
(valbeschermingsharnas).
Pagina 9 van 16
Advertenties
Inhoudsopgave
