2.4.10 DE ANKERKRACHTEN NAAR DE VERANKERINGSONDERGROND LEIDEN
2.4.10.1
De ankerkrachten volgens tabel 2 en paragraaf 2.5
moeten via ankerbuizen en bevestigingselementen naar
een voldoende sterke verankeringsondergrond (zoals
metselwerk) geleid worden.
Een geschikt bevestigingselement is bijvoorbeeld de
verankeringsuitrusting in gevels, volgens DIN 4426
"Veiligheidssystemen voor het in stand houden van
bouwwerken - beschermingen tegen een val van een
hoogte".
Een ongeschikt bevestigingsmiddel is bijvoorbeeld
binddraad en touw. Voldoende sterke
verankeringsondergronden zijn bijvoorbeeld
vloeren van gewapend beton, muren en zuilen
dragende muren volgens DIN 1053 "Metselwerk"
Onvoldoende sterke verankeringsondergronden zijn
bijvoorbeeld sneeuwschermen, bliksemafleiders,
regenpijpen en raamkozijnen.
Houd rekening met deze specificaties bij het
beoordelen van de verankeringsondergrond!
20
2.4.10.2
De sterkte van de bevestigingselementen tussen de
ankerbuis en de verankeringsondergrond moet berekend
zijn op de ankerkrachten.
De sterkte van de bevestigingselementen kan
geverifieerd worden door middel van
een typegoedkeuring van het ontwerp door het Duitse
instituut voor bouwtechniek te Berlijn
statische sterkteberekening, of
proefbelasting volgens paragraaf 2.4.11
2.4.10.3
Als voor het verankeren bevestigingselementen met
typegoedkeuring worden gebruikt, moeten de
voorwaarden uit het goedkeuringsdocument worden
nageleefd.
Daarbij kan gedacht worden aan:
controle van de verankeringsondergrond
voorgeschreven afmetingen van onderdelen en
randafstanden
speciale montage-instructies
SL GEBRUIKSAANWIJZING