a
a
Lekbakslang
7 Sluit de drukveiligheidsklep aan op een geschikte afvoer
conform de geldende wetgeving. Zorg dat stoom of water die
mogelijk kunnen ontsnappen op een tegen vorst beschermde,
veilige en waarneembare manier wordt afgevoerd.
a
Overdrukveiligheidsklep
5
Installatie van de leidingen
5.1
De waterleidingen voorbereiden
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat
deze
zuurstofdiffusiedicht
DIN 4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
OPMERKING
Vereisten voor de watercircuits. Zorg dat aan de
onderstaande
vereisten
watertemperatuur
is
handleiding voor de installateur voor bijkomende vereisten
voor de watercircuits.
▪ Waterdruk
–
Ruimteverwarming/-koelingscircuit.
maximumwaterdruk bedraagt 3 bar. Voorzie gepaste veiligheden
in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt. De waterdruk moet minstens 1 bar bedragen
om te werken.
ETSH/X(B)12P30+50EF
Daikin Altherma 3 H MT ECH₂O
4P663479-1 – 2021.07
a
zijn
overeenkomstig
voor
waterdruk
en
voldaan.
Zie
de
uitgebreide
▪ Waterdruk – Warm tapwater. De maximumwaterdruk bedraagt
10 bar. Voorzie gepaste beveiligingen in het circuit van het warm
tapwater om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt. De waterdruk moet ten minste 1 bar
bedragen om te werken.
▪ Waterdruk - Opslagtank. Het water in de opslagtank staat niet
onder druk. Daarom moet het waterpeil in de opslagtank jaarlijks
visueel worden gecontroleerd.
▪ Watertemperatuur.
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
75°C
▪ Opslagtank - Waterkwaliteit. Minimumvereisten met betrekking
tot het water dat wordt gebruikt om de opslagtank te vullen:
▪ Waterhardheid
(calcium
calciumcarbonaat): ≤3 mmol/l
▪ Geleidingsvermogen: ≤1500 (ideaal: ≤100) μS/cm
▪ Chloride: ≤250 mg/l
▪ Sulfaat: ≤250 mg/l
▪ pH-waarde: 6,5~8,5
Voor eigenschappen die afwijken van de minimumvereisten,
moeten gepaste maatregelen worden getroffen.
5.1.1
Het watervolume en waterdebiet
controleren
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ U MOET het minimumwatervolume en het minimumdebiet
controleren.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum
20 liter bedraagt, waarbij het watervolume in de buitenunit NIET
inbegrepen is.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet in de installatie gegarandeerd is in
alle omstandigheden. Dit minimum debiet is vereist tijdens
De
ontdooien/back-upverwarming.
Vereist minimumdebiet
20 l/min
5 Installatie van de leidingen
Alle
geplaatste
leidingen
75°C
M
89°C
en
magnesium,
berekend
Installatiehandleiding
en
als
9