Borduren
c
Selecteer het gewenste borduurpatroon en druk op
.
• De beschikbare borduurramen staan op het scherm.
1 Wit: borduurraam dat u kunt gebruiken in combinatie
met het geselecteerde patroon
Grijs: borduurraam dat u niet kunt gebruiken in
combinatie met het geselecteerde patroon
Het patroonbewerkscherm verschijnt.
d
Druk op
.
• Meer bijzonderheden over het
patroonbewerkingsscherm vindt u in "Patronen
bewerken (Patroonbewerkscherm)" op pagina 96. U
kunt een patroon verplaatsen, de grootte van een
patroon wijzigen en vele andere bewerkingen
uitvoeren.
• U kunt het patroon ook verplaatsen door het met uw
vinger te slepen.
Het borduurinstellingenscherm verschijnt.
e
Druk op
.
• Meer bijzonderheden over het
borduurinstellingenscherm vindt u in "Patronen
bewerken (Borduurinstellingenscherm)" op
pagina 98.
• Controleer de patroonpositie. Meer bijzonderheden
over het controleren van de patroonpositie die u wilt
borduren vindt u in "Patroonpositie controleren" op
pagina 88.
86
a
Memo
• Als [Borduurraam identificatie weergave] in het
instellingenscherm is ingesteld op [ON], kunt u het
patroon bewerken in het scherm alsof het
borduurraam is bevestigd.
a
1 Het borduurgebied voor het geselecteerde
borduurraam verschijnt.
2 Patronen die niet in het geselecteerde raam
passen, verschijnen gearceerd. U kunt deze niet
selecteren.
• Er zijn drie formaten borduurgebieden beschikbaar
voor borduurraam (klein).
Wanneer u [Borduurraam identificatie weergave]
hebt ingesteld op [ON] voor borduurraam (klein), is
het gebied voor plaatsing van de patronen beter
zichtbaar. Het gebied buiten het borduurgebied
heeft dan een andere achtergrondkleur.
1
2
1 2 cm × 6 cm (ongeveer 1 inch (H) × 2-1/2 inch (B))
2 3 cm × 5 cm (ongeveer 1-1/8 inch (H) × 2 inch (B))
3 4 cm × 3 cm (ongeveer 1-1/2 inch (H) × 1-1/8 inch
(B))
4 De patronen zijn buiten het borduurgebied
geplaatst.
b
3
4