Met uitzondering van de batterijen of de zekering bevat het apparaat geen onderdelen die door niet opgeleid en
onbevoegd personeel vervangen moeten worden. Bij onbevoegde werkzaamheden of vervanging van onderdelen
door andere kan de veiligheid van het instrument in gevaar komen.
5.1. REINIGING
Maak alle snoeren van het apparaat los en schakel dit uit.
Gebruik een zachte doek met een klein beetje zeepwater. Neem het apparaat af met een vochtige doek en droog dit snel af met
een droge doek of hete lucht. Geen alcohol, oplosmiddel of koolwaterstof gebruiken.
5.2. VERVANGEN VAN DE BATTERIJEN
Wanneer het symbool
Maak alle snoeren van het apparaat los en schakel dit uit.
Volg de instructies van §1.3.
De lege batterijen en accu's mogen niet als huisvuil weggeworpen worden. Breng ze naar een hiervoor bedoeld
recyclingcentrum.
5.3. VERVANGEN VAN DE ZEKERING
Om de zekering te verifiëren, sluit u de klemmen kort tijdens een continuïteitsmeting.
OFF
V
Ω
kΩ
Als de display >42.00Ω aangeeft, is de zekering gesmolten en moet deze vervangen worden.
Maak alle snoeren van het apparaat los en schakel dit uit.
Verwijder de beschermkoker zoals aangegeven in §1.3.
Haal vervolgens het kastje uit de koker.
Keer het apparaat om.
Draai met een schroevendraaier de onverliesbare schroef van het batterijvakje los en verwijder dit.
Verwijder de zekering en vervang deze door het juiste type zekering dat op het etiket van het apparaat vermeld staat.
: F 200 mA 1000 V 10 kA 6,3x32 mm
Om de continuïteit van de veiligheid te garanderen, dient de defecte zekering vervangen te worden door een zekering met
exact dezelfde eigenschappen.
Zet het deksel van het batterijvakje terug op zijn plaats en controleer of dit volledig en goed gesloten is.
Draai de onverliesbare schroef weer vast.
Plaats de koker terug op het apparaat, te beginnen aan de onderkant.
5. ONDERHOUD
weergegeven wordt, moet u alle batterijen vervangen.
250 V
500 V
1000 V
MΩ
Ω
0
mA
Ω
28
Ω
0
mA
Ω