Opname
USER-knop
Ieder van de USER-knoppen kan een van de 24 beschikbare functies registreren.
≥ Er zijn zes USER knoppen (USER1 tot USER6) op de body van het toestel en vier USER knop-
iconen (USER7 tot USER10) die op de LCD-monitor weergegeven worden.
Instelling van de USER-knop
1
Selecteer het menu.
MENU
: [SW SET-UP] # [SET-UP GEBRUIKERSKNOP]
2
Raak de USER-knop aan die u wenst in te stellen.
≥ Het nummer van de USER-knop en de naam van de op dat
moment ingestelde functie worden weergegeven
(de weergave van 1. [DRS] betekent bijvoorbeeld dat [DRS] is
toegewezen aan de USER1-knop.)
3
Raak het te registreren onderdeel aan.
≥ Voor de functies van de USER-knop die geregistreerd kunnen
worden, raadpleegt u pagina 73.
≥ Raak [INH] (Belemmer) als u niet registreert.
≥ De volgende (vorige) pagina kan weergegeven worden door aanraking van
≥ Om achtereenvolgens andere USER-knoppen in te stellen, herhaalt u de stappen 2-3.
4
Raak [STOP] aan om de instelling te voltooien.
Gebruik van de USER-knop
Om de ingestelde USER-knop te gebruiken, drukt u op de knoppen USER1 tot USER6 of raakt u de
knop-icoon USER7 tot USER10 aan die afgebeeld worden wanneer u de LCD-monitor aanraakt.
(Als u de knop USER1 tot USER5 gebruikt)
72
SQT0480 (DUT)
(Als u de knop USER6 gebruikt)
USER
FOCUS
ASSIST
1
5
2
3
4
/
.
6
REC CHECK