De functies
Dankzij de 'Functies' krijgt u toegang tot een hele reeks gedetailleerde instrumentparameters
voor het stemmen, het instellen van het splitpunt en het aanpassen van de voices en
effecten. Bekijk het overzicht met functies op de tegenoverliggende pagina. In totaal zijn
er 49 functieparameters.
Als u een functie vindt die u wilt instellen, selecteert u gewoon de displaynaam van de
functie en past u de functie vervolgens naar wens aan.
Functies selecteren en instellen
1
Zoek de functie die u wilt instellen in het
overzicht dat begint op pagina 93.
2
Druk op de knop [FUNCTION].
3
Selecteer een functie.
Druk enkele keren op de knoppen CATEGORY
[ ] en [ ] totdat de naam van de functie op de
display verschijnt.
Functiecategorie
Vorig item
92
Gebruikershandleiding
Volgend item
De geselecteerde functie
Waarde
4
Gebruik de draaiknop, de knoppen [+] en
[-] of de nummerknoppen [0]–[9] om de
geselecteerde functie naar wens in te
stellen.
Met behulp van de knoppen [+] en [-] kunt
u instellingen van het type ON/OFF (AAN/UIT)
maken: [+] = ON, [-] = OFF.
In sommige gevallen wordt met behulp van de
knop [+] de uitvoering van de geselecteerde
functie gestart. Met behulp van de knop [-] wordt
de selectie ongedaan gemaakt.
• Waarde met 1 verminderen.
• OFF
• Annuleren
Druk tegelijkertijd op deze knoppen om
de standaardinstelling terug te roepen.
Sommige functie-instellingen worden in het
geheugen opgeslagen zodra ze gewijzigd zijn.
Zie 'De back-upparameters' op pagina 65 voor
informatie over de functie-instellingen die in het
instrument worden opgeslagen.
Als u de standaardinstellingen voor alle initiële
factoren wilt herstellen, moet u de procedure
'Back-up wissen' uitvoeren die wordt beschreven
in het gedeelte 'Initialisatie' op pagina 65.
Rechtstreekse
numerieke invoer.
• Waarde met 1 vermeerderen.
• ON
• Uitvoeren