4
Controleer of
<1. TCP/IP SETTINGS>
(TCP/IP-INSTELL.)
wordt weergegeven en
druk vervolgens op [OK].
10
Voer met de
numerieke toetsen
het nummer van het
subnetmask in en druk
vervolgens op [OK].
Ex.
S U B N E T
M A S K
0 0 0 . 0 0 0 . 0 0 0 . 0 0 0
25
5
Controleer of
<1. IP ADDRESS
AUTO> (AUTOM
IP-ADRES) wordt
weergegeven en druk
vervolgens op [OK].
11
Controleer of
<4. GATEWAY
ADDRESS
(GATEWAY-ADRES)
wordt weergegeven
en druk vervolgens
op [OK].
6
Druk op [
] of [
om <OFF> (UIT) te
selecteren en druk
vervolgens op [OK].
12
Voer met de
numerieke toetsen
het nummer van het
gatewayadres in en
druk op [OK].
Ex.
G A T E W A Y
A D D R E S S
0 0 0 . 0 0 0 . 0 0 0 . 0 0 0
]