Installatie
Een locatie kiezen
De projector kan worden geïnstalleerd in een van de vier hier aangegeven
installatieconfiguraties: Floor front (Vloer voorkant), Ceiling front (Plafond voorkant),
Floor rear (Vloer achterkant), Ceiling rear (Plafond achterkant). Welke
installatieconfiguratie u het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de indeling van de
ruimte en uw persoonlijke voorkeur.
I. Floor front (Vloer voorkant)
III. Floor rear (Vloer achterkant)
Zie pagina
27
voor meer informatie over de vier configuraties.
Als u de projector boven of onder het scherm plaatst, moet u deze omlaag of omhoog
kantelen om het beeld te centreren op het scherm. In deze gevallen wordt het beeld
vervormd. U kunt de vervorming corrigeren met de functie Keystone (Trapezium). Zie
pagina
19
voor trapeziumfoutcorrectie.
14
Installatie
II. Ceiling front (Plafond voorkant)
IV. Ceiling rear (Plafond achterkant)