Bediening
• Kunt u uw E-fiets nergens onder plaatsen, verwijder dan de
accu voor het laden (zie hoofdstuk "Bediening > Accu > Accu
verwijderen").
• Verwijder eventueel vuil van de laadbus en de contacten met
een droge doek.
• Laad de accu uitsluitend op als er toezicht is.
1. In geval van een geplaatste accu: Schakel de E-fiets uit (zie
hoofdstuk "Bediening > E-fiets > E-fiets uitschakelen").
LET OP:
De E-fiets kan bij het laden met een geplaatste accu
niet worden ingeschakeld. U kunt de bedieningscomputer tij-
dens het laden wegnemen of monteren (zie hoofdstuk "Bedie-
ning > Bedieningscomputer").
Wanneer de bedieningscomputer is gemonteerd, wordt de
achtergrondverlichting van het display ingeschakeld met een
geringe lichtsterkte. In het tekstveld verschijnt "Fiets wordt ge-
laden". Tegelijk wordt de interne accu van de bedieningscom-
puter geladen.
1. In geval van een weggenomen accu: Plaats de accu op een
schoon, vast en onbrandbaar oppervlak.
LET Oo
Beschadigingsgevaar!
Wanneer een lege accu op de lader hebt aangesloten en
er knippert geen balk op de laadindicator, dan is de accu
of lader beschadigd. Wanneer meerdere balken knip-
peren, is er een beveiligingsfunctie actief (zie hoofdstuk
"Instructies > Accu > Beveiligingssystemen").
• Koppel de lader los van de accu en het stroomnet.
• Laat de accu en lader door uw speciaalzaak nakijken.
2. Steek de stekker van het apparaat in de aansluitbus van de
lader (zie afb.: B-4).
3. Steek de stekker van de lader in een stopcontact.
4. Alleen in geval van een geplaatste accu: Open het deksel
van de laadbus.
5. Steek de laadstekker in de laadbus (zie afb.: B-5 of afb.: B-6).
Het laden wordt gestart. De voortgang van het laden wordt
op de laadindicator van de accu weergegeven (zie hoofdstuk
"Laadindicator").
6. Bewaak het laadproces.
25