Het ambiencetype instellen
U kunt het ambiencetype wijzigen naar de gewenste instelling.
1.
Zet de stroom uit (haal de kabel uit de INPUT A (MONO)-aansluiting).
2.
Zet de typeregelaar op "TWN".
3.
Draai alle [AMBIENCE]-, [LEVEL]- en [GAIN]-regelaars helemaal naar links, en draai de [BASS]-, [MIDDLE]-
en [TREBLE]-regelaars helemaal naar rechts.
4.
Terwijl u de pedaalschakelaar ingedrukt houdt, zet u de stroom aan door een stekker in de INPUT A
(MONO)-aansluiting te steken.
Nadat de CHECK-indicator groen oplicht, schakelt deze afwisselend tussen twee keer oranje knipperen en blijvend opgelicht.
5.
Gebruik de typeregelaar om het ambiencetype te selecteren.
Typeregelaar Uitleg
CLEAN
ROOM:
Simuleert de nagalm van een kleine ruimte. Dit zorgt voor een warm nagalmgeluid.
* Dit is de fabrieksinstelling.
TWN
HALL:
Simuleert de nagalm in een concertzaal. Dit zorgt voor een milder nagalmgeluid.
TWEED
PLATE:
Simuleert plaatgalm (een reverb-eenheid met een metalen plaat die trilt om galm (reverb) te
creëren). Zorgt voor een metaalachtig geluid met een duidelijk hoger bereik.
6.
Druk op de pedaalschakelaar.
Hiermee worden de instellingen opgeslagen.
De CHECK-indicator knippert ook snel rood.
Na ongeveer twee tot drie seconden kunt u normaal met dit apparaat spelen.
Het ambiencetype instellen
17