Houd de handen steeds op het stuur en
●
wees klaar om op elk moment zelf te kun-
nen sturen.
Houd rekening met de controlelampjes
●
die gaan branden in de buitenspiegels en
op het scherm van het instrumentenpa-
neel, en handel overeenkomstig.
De dodehoekhulp kan reageren bij speci-
●
ale constructies aan de zijkant, zoals bijv.
hoge of niet in lijn staande vangrails. In der-
gelijke geval kunnen er verkeerde waar-
schuwingen optreden.
Gebruik de dodehoekhulp met uitpar-
●
keerhulp nooit op onverharde wegen. De
dodehoekhulp met uitparkeerhulp is be-
stemd voor gebruik op wegen met verhard
wegdek.
Let altijd goed op de omgeving van de
●
wagen.
Gebruik de dodehoekhulp of uitparkeer-
●
hulp nooit indien de radarsensoren vuil zijn.
Bij zonnestraling zijn de controlelampjes
●
van de buitenspiegels mogelijk slechts be-
perkt zichtbaar.
VOORZICHTIG
De radarsensoren van de achterbumper
●
kunnen beschadigd of verschoven worden
indien ze een slag krijgen, bijv. bij het in- of
uitparkeren. Als gevolg hiervan kan het sys-
teem automatisch worden uitgeschakeld of
minstens de werking ervan verstoord wor-
den.
288
Rijden
Om de juiste werking van de radarsenso-
●
ren te garanderen, houdt u de achterbum-
per vrij van sneeuw en ijs, en dekt u hem
niet af.
De achterbumper mag enkel gelakt wor-
●
den met door CUPRA goedgekeurde lak-
soorten. Indien andere laksoorten worden
gebruikt, kan de dodehoekhulp mogelijk
enkel beperkt of verkeerd werken.
Let op
Als de dodehoekhulp met uitparkeerhulp
niet werkt zoals beschreven in dit hoofd-
stuk, gebruik het dan niet en ga naar een
gespecialiseerde werkplaats.
Controlelampjes
Controlelampje in de buitenspiegels:
Springt aan
Gaat eenmaal kort branden: de dodehoekhulp is geac-
tiveerd en klaar om te functioneren.
Gaat branden: de dodehoekhulp detecteert een voer-
tuig in de dode hoek.
Knippert
Er is een voertuig gedetecteerd in de dode hoek en
daarnaast is het knipperlicht bediend in de richting van
›››
dat voertuig
.
Knippert
In wagens die ook zijn uitgerust met de rijstrookassis-
›››
tent
pag.
281, wordt de bestuurder ook bij het niet
bedienen van het knipperlicht gewaarschuwd indien
hij/zij de rijstrook verlaat (dodehoekhulp "Plus").
De lampjes gaan branden wanneer het con-
tact wordt ingeschakeld en moeten na circa
2 seconden weer uitgaan, wat overeenkomt
met de duur van de functiecontrole.
Is er geen indicatie door het controlelampje
in de buitenspiegel, betekent dit dat de do-
dehoekhulp op dat moment geen enkel
voertuig detecteert in de omgeving van de
›››
wagen
.
Wanneer de rijverlichting is ingeschakeld,
wordt de intensiteit waarmee de controle-
lampjes gaan branden in de buitenspiegels
verminderd (nachtmodus).
ATTENTIE
Als u de brandende waarschuwingslampjes
en de overeenstemmende berichten ne-
geert, kan de wagen midden in het verkeer
tot stilstand komen en kunnen zich onge-
vallen of ernstige letsels voordoen.
De waarschuwingslampjes en de berich-
●
ten nooit negeren.
De noodzakelijke handelingen uitvoeren.
●