BEDIENING
Duur van een afwijkende frequentie voor afschakeling omschakelrelais {1507}
Als de ingangsfrequentie buiten de waarden komt zoals vastgelegd bij de bovengenoemde instellingen,
zal het omschakelrelais worden gedeactiveerd na de tijd die met deze parameter wordt ingesteld.
AC-In actieve ingangstroomfiltering {1575}
Als deze parameter wordt geactiveerd, zal de stroom die van de AC ingang wordt afgenomen een
sinusvorm hebben die in fase is met de spanning. Dat betekent dat het arbeidsvermogen van de
generator wordt afgenomen en geen blindvermogen. De omvormer compenseert energie in de
harmonische en reactieve stroom van de bron. Deze functie voorkomt ook snelle veranderingen van de
belasting als gevolg van belastingsprongen.
Om de filtering te laten werken, is het ook nodig om Smart-Boost functie {1126} n de
acculader and de acculader {1231} {1339} aan te zetten.
INSTELLINGENVOOR AUTOSTART EN NET/GEN AC OUTPUT; HULP
CONTACTEN 1 EN 2 {1201) EN {1310}
Het autostart contact wordt gecontroleerd en aangeduid als het hulpcontact 1 (auxiliary contact 1)
{1201}
De NET/GEN AC uitgangcontact wordt gecontroleerd en aangeduid als het hulpcontact 2 {1310}
Elke uitgang wordt onafhankelijk geprogrammeerd. De uitgangscontacten worden onmiddellijk
geactiveerd als de geprogrammeerde signalen worden aangeboden. Als de activeringsvoorwaarden
niet langer zijn vervuld worden ze gedeactiveerd met een vertraging van 2 seconden, om heen en weer
schakelen te voorkomen.
De hulpcontacten reageren op uiteenlopende signalen die hieronder grafisch worden weergegeven.
De volgende typen basis "events" kunnen de contacten activeren:
The following types of basic events may activate the contacts:
Enkelvoudige event
Een geagendeerde event
Een niveau
In de volgende beschrijving heeft elke parameter 2 referentie nummercodes. De referentie links verwijst
naar het hulpcontact 1 en de referentie rechts naar hulpcontact 2. ({reference of the auxiliary contact 1}
{reference of the auxiliary contact 2}).
De hulpcontacten worden door fabriek ingesteld met voorgedefinieerde functies. Als u een
specifieke functie wilt instellen, moet u de voorgeprogrammeerde informatie wissen. Gebruik
hiervoor de parameter {1569} or {1570}.
59
December 2011 / RCC PSCP unit / NL