Inhoudsopgave
Advertenties
1.6. Apparaatconfiguratie en -instellingen
Laders die extra configuratie vereisen zijn:
•
CSS11SUPERSMART,
•
CSS22SUPERSMART,
Volg bij het instellen en configureren van het apparaat de instructies die bij de versie van het apparaat worden geleverd: SUPERSMART.
1.7. Eerste inbedrijfstelling - inspectie en testen
Wees bijzonder voorzichtig wanneer u de lader voor het eerst start; controleer alle veiligheidsvoorzieningen en de correcte werking van de
veiligheidsfuncties. Vergeet niet om deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door te lezen voordat u de lader voor de eerste keer opstart en neem
eerst de veiligheidsvoorschriften in acht.
•
De oplader mag alleen worden bediend door volwassenen die bekend zijn met de bedieningsinstructies.
•
Controleer de lader op beschadigde onderdelen voordat u met het werk begint. Beschadigde onderdelen moeten
worden gerepareerd of vervangen door een bevoegd elektricien. Start het apparaat niet als een onderdeel defect
lijkt te zijn.
•
Wijzig of modificeer dit apparaat op geen enkele manier. Elke wijziging aan het apparaat kan leiden tot letsel en/of
mechanische schade.
•
Controleer de werking.
Zet al het montagegereedschap vast na de installatie. Controleer of de lader correct is opgehangen en controleer de
werking.
Schakel na het monteren de voeding van de oplader in. Wacht 1-2min tot de LED op de lader blauw begint te branden. Dit geeft aan dat de
lader klaar is voor gebruik. Sluit de elektrische auto aan op de lader met de laadkabel voor elektrische voertuigen. Zodra de auto is
aangesloten, begint de lader automatisch met opladen en knippert de LED groen.
9. Bediening en onderhoud
De volgende instructies moeten strikt worden opgevolgd:
•
Volg altijd de richtlijnen van de gebruiksaanwijzing;
•
Gebruik het apparaat niet in een explosieve omgeving;
•
Sta niet toe dat personen onder invloed van alcohol en/of drugs de lader gebruiken;
•
Zorg er altijd voor dat het apparaat onder de juiste omstandigheden wordt gebruikt;
•
Controleer altijd of de elektrische voeding correct is aangesloten en of het apparaat goed werkt.
•
Controleer altijd of het gebied rond de lader vrij is en geen obstakels bevat waarover je kunt struikelen of uitglijden.
Alle veiligheidsvoorzieningen moeten te allen tijde functioneren. Beschadigde veiligheidsvoorzieningen of afschermingen
moeten onmiddellijk worden gerepareerd of vervangen.
Lezen voordat u de acculader gebruikt
VERSIE 1.00
HANDLEIDING
AC LAADSTATION
Pagina 10 z 12
Advertenties
Inhoudsopgave
