Inrijden van de motor
De periode tussen de 0 en 1.000 km is de
belangrijkste periode in de levensduur van
de motor. Lees daarom de volgende infor-
matie aandachtig door.
Omdat de motor splinternieuw is, mag hij tij-
dens de eerste 1.000 km niet overmatig
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
0–150 km
Draai de gasgreep niet tot voorbij 1/3 open.
Zet de motor steeds af nadat deze een uur
heeft gedraaid en laat dan gedurende 5 tot
10 minuten afkoelen. Varieer de rijsnelheid
van de scooter zo nu en dan. Verander de
stand van de gasgreep regelmatig.
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU00436
150–500 km
Rijd niet langdurig met de gasgreep meer
dan halverwege open gedraaid.
500–1.000 km
Houd geen kruissnelheid aan waarbij de
gasgreep voorbij driekwart is openge-
draaid.
LET OP:
_
Nadat de eerste 1.000 km zijn afgelegd
moet de cardanolie worden ververst.
_
1.000 km en verder
DAUT0003*
Laat de motor niet langdurig volgas
draaien. Varieer het toerental zo nu en dan.
LET OP:
_
Als tijdens de inrijperiode motorschade
optreedt, vraag dan direct een Yamaha
dealer de machine te controleren.
_
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
_
G
DCAT0001
G
_
LET OP:
DC000049
_
Parkeer nooit op een plek waar sprake is
van brandgevaar, zoals op droog gras of
nabij ander ontvlambaar materiaal.
_
5-4
WAARSCHUWING
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen.
Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de motor
zou dan kunnen omvallen.
DAU00461
DW000058
5
DC000062