2. Laat de pluggenruimer neer om te beginnen met
pluggen ruimen.
3. Aan het einde van de werkgang heft u de pluggenruimer
op.
Opmerking: De pluggenruimer hoeft niet te worden
opgeheven als de grasmat groot genoeg is om te draaien.
Tips voor bediening en gebruik
•
De pluggenruimer zorgt voor uiteenlopende
resultaten, afhankelijk van de omstandigheden. Als de
omstandigheden goed zijn voor beluchting, zijn ze in
het algemeen goed voor pluggen ruimen. Een vochtige
bodem, een nat oppervlak, de samenstelling van de
bodem en de hoeveelheid verwerkte aarde kunnen het
uiterlijk van het gazon beïnvloeden.
•
De hoeveelheid verwerkte aarde kan worden beïnvloed
door het formaat van de insteekwerktuigen, de
insteekdiepte en de insteekafstand van de beluchter. Bij
kleinere insteekwerktuigen en een grotere insteekafstand
zal er minder aarde op het oppervlak blijven liggen en
hoeft minder vaak nog een keer pluggen te worden
geruimd. Een enigszins vochtige bodem is goed voor
beluchten.
•
Het relatief eenvoudig om de machine op de juiste hoogte
af te stellen, maar dit is belangrijk voor een succesvol
gebruik van de machine. De borstel moet op of iets
boven de maaihoogte van de grasmat worden gezet. Stel
de borstelhoogte af met behulp van de bovenste arm op
het One Pass-systeem of de stelhendel op de trekhaak.
Als de borstel te agressief is, gebruikt de pluggenruimer te
veel pk en zal de borstel vroegtijdig slijten. Als de borstel
niet agressief genoeg is, blijven er pluggen achter.
•
Voltooi de hoogte-instelling op een afgelegen stuk terrein
voordat u op moeilijk terrein gaat werken.
•
Alvorens met het werk te beginnen, moet u het terrein
onderzoeken om te bepalen in welke richting u het beste
kunt werken.
•
Maak geen scherpe bochten met de pluggenruimer omdat
hierdoor de grasmat schade kan oplopen.
•
Probeer altijd lange ononderbroken banen te maken en
zorg ervoor dat de banen elkaar enigszins overlappen
nadat u hebt gekeerd voor de volgende baan.
Opmerking: Om in een rechte lijn te blijven werken,
moet u zich richten op een object op de voorgrond.
Tijdens het gebruik
GEVAAR
Als de machine omkantelt, kan dit ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
• Gebruik de machine nooit op steile hellingen.
• Rij hellingen op en af, werk nooit dwars op een
helling.
• U mag nooit plotseling stoppen of starten bij het
op- en afrijden van een helling.
• Let op kuilen in het terrein of andere verborgen
gevaren. Om te voorkomen dat de machine
omkantelt of dat u de controle over de machine
verliest, moet u niet te dicht langs greppels,
sloten of steil aflopende hellingen rijden.
• Als u de machine stopt terwijl u heuvelopwaarts
rijdt, moet u de beluchter uitschakelen en
langzaam heuvelafwaarts rijden. Probeer niet
te keren.
• Controleer de conditie van het uiteinde van de
pluggenruimer nadat u het werk op een fairway
of sportveld heeft voltooid. Vervang kapotte of
losse uiteinden.
Transport
1. Steek de opslagpennen in de opening aan de achterzijde.
2. Vergeet niet de pluggenruimer omhoog te brengen.
3. Rij niet sneller dan 24 km/u.
4. Als u de trekhaak gebruikt, plaats de pluggenruimer
dan achter het voertuig, trek de trekhaak terug en
verplaats de pen van de vergrendelhandgreep naar de
vergrendelde stand
1. Vergrendelhandgreep
2. Pen vergrendelhandgreep
in de vergrendelde stand
29
(Figuur
35).
Figuur 35
3. Ontgrendelde stand