4. Stel de gasvergrendeling in (C): Druk de gashendelblokk-
ering (A) naar beneden, houd dan de gashendel (B) in
deels open stand en houd de gasvergrendeling (C) inged-
rukt. Laat de gashendel (B) los. De gashendel (B) blijft nu
in de deels ingedrukte positie staan als er geen gasvergr-
endeling is. Druk de gashendelblokkering in en met de
gashendel (B) ingedrukt op een één derde open positie
(fig. 9B).
Trek 6 keer aan het starterkoord.
5. Zet de chokehendel in de RUN " " positie.
De motor start nadat het starterkoord 2 keer is uitgetrokken.
(fig.10B)
Laat de motor na het starten 10 seconden opwarmen, waa-
rna de motor zijn volle snelheid haalt.
6 . Als de motor niet start, herhaal dan de stappen 1 tot 5.
BC 435B
A
BC 435L
Fig.10A
Fig.10B
•
MOTOR STOPZETTEN
Laat de gashendel los. Laat de motor stationair draaien. Houd
de motorstopschakelaar ingedrukt tot de motor stilvalt.
MAAI-INSTRUCTIES
•
BIJKOMENDE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Neem ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in deze handlei-
ding door voordat u uw toestel in gebruik neemt.
OPGELET / VOORZICHTIG
•
ALS U NIET VERTROUWD BENT MET MAAI- OF SNIJTE-
CHNIEKEN, oefen de procedures dan met de MOTOR UIT.
VERWIJDER ALTIJD ALLE LOSSE VOORWERPEN UIT
•
UW WERKZONE, zoals blikjes, flessen, steentjes, enz.
Inslaande voorwerpen kunnen de operator ernstig letsel toedi
enen en ook materiële schade veroorzaken aan de uitrusting.
Als u per ongeluk een voorwerp raakt, ZET DE MOTOR dan
onmiddellijk UIT en kijk het toestel na. Gebruik het toestel
nooit met beschadigde of kapotte uitrusting.
•
MAAI OF SNIJ ALTIJD BIJ HOGE TOERENTALLEN.
Laat de motor bij het opstarten of tijdens de maaiwerkzaam-
heden niet op een laag toerental draaien.
•
Gebruik de uitrusting voor NIETS ANDERS dan om onkruid
te maaien of te wieden.
•
Hef de snijkop NOOIT hoger dan kniehoogte tijdens het
gebruik.
•
Gebruik het toestel NIET als er andere personen of dieren in
de onmiddellijk buurt zijn. Laat bij alle maaiwerkzaamheden
een afstand van minstens 15 meter tussen de operator en
andere personen of dieren.
Laat tijdens AFMAAIWERKZAAMHEDEN met de snijkop een
•
afstand van minstens 30 meter tussen de operator en andere
personen of dieren.
ALS U HET TOESTEL OP EEN HELLING GEBRUIK, sta
•
dan onder het snijopzetstuk. BEDIEN HET TOESTEL NOOIT
op een helling of heuvel als er ook maar de geringste kans
bestaat dat u zou vallen of vaste voet aan de grond verliezen.
•
SNIJDRAAD VRIJMAKEN
OPGELET: Gebruik GEEN staaldraad of met
plastic gecoate staaldraad op uw snijkop. Die
kunnen de operator ernstig lichamelijk letsel
toebrengen.
Om nieuwe draad vrij te geven, laat u de motor op volle gas
draaien en "stoot" de snijkop tegen de bodem. Er wordt autom-
atisch draad vrijgegeven. Het mes in de beschermkap snijdt
overtollige draad bij (fig. 11A).
OPGELET: Verwijder regelmatig omgewonden
plantenstengels om te vermijden dat de aandrijfas
te heet zou worden. Plantenstengels komen door
de draaibeweging rondom de as onder de besch-
ermkap vast te zitten (fig. 11B). Als dat gebeurt kan
de steel niet naar behoren afkoelen. Verwijder de
omgewonden plantenstengels met een schroeve-
ndraaier of dergelijke.
BUMP
STOOT
Fig.11A
Fig.11B
•
MAAIPROCEDURES
Naar behoren uitgerust, met een beschermkap en een snijkop,
zal uw toestel afrekenen met ongewenst onkruid en lang gras op
moeilijk bereikbare plaatsen - langs omheiningen, muren, funde-
ringen en rond bomen. U kunt het ook gebruiken om vegetatie
tot op de bodem te verwijderen om vlotter een tuin aan te leggen
of een bepaalde zone volledig plantenvrij te maken.
OPMERKING: Zelfs met de grootste zorg zal het maaien rond
funderingen, bakstenen of betonnen muren, kanten enz. het sn-
ijkoord sneller doen verslijten dan normaal.
MAAIEN
Zwaai de strimmer een beetje als een zeis van de ene kant naar
de andere. Hef de snijkop daarbij niet op. Te maaien proefzone
voor de juiste maaihoogte. Houd de snijkop op dezelfde hoogte
om een even snijvlak te verkrijgen (fig. 12A).
Fig.12A
11
NL
KORT MAAIEN
Houd de strimmer licht gekanteld recht voor u zodat de snijkop
boven de bodem hangt en de strimmerdraad op het juiste
maainiveau contact maakt. Snijd altijd weg van de operator.
Trek de strimmer niet naar de operator toe.
MAAIEN LANGS OMHEININGEN / FUNDERINGEN
Ga langzaam dichter bij metalen en houten omheiningen,
stenen muren en funderingen om er kort langsheen te maaien
zonder het snijkoord tegen de hindernis te laten slaan. Als de
draad toch in contact komt met rotsen, bakstenen muren of
funderingen zal hij breken of uitrafelen. Als de draad in contact
komt met een omheining, breekt hij af.
MAAIEN ROND BOMEN
Ga ook behoedzaam tewerk rond boomstammen, zodat de
draad geen boomschors raakt. Ga van links naar rechts maaiend
de boom rond. Benader gras of onkruid met de tip van de draad
en kantel de snijkop een beetje naar voren.
OPGELET: Ga uiterst voorzichtig tewerk bij het
AFMAAIEN van planten. Bewaar bij dit soort
werkzaamheden een afstand van minstens 15
meter tussen de operator en andere personen of
dieren.
AFMAAIEN
"Afmaaien" betekent hier het verwijderen van alle vegetatie tot op
de bodem. Kantel daartoe de snijkop in een hoek van ongeveer
30 graden naar rechts. Door de handgreep af te stellen kunt u bij
deze activiteit meer controle uitoefenen. Voer deze procedure
niet uit als er ook maar de geringste kans bestaat dat rondvlieg-
ende deeltjes letsel zouden kunnen toebrengen aan de operator
of andere mensen of materiële schade zouden kunnen
aanrichten (fig. 12B).
Fig.12B
ŽDE TRIMMER NIET GEBRUIKEN OM TE VEGEN
"Vegen" verwijst hier naar het wegvegen van materiaal van
voetpaden enz. door de snijkop schuin te houden. Uw strimm-
er is een krachtig toestel en steentjes en andere deeltjes
kunnen wel 15 meter of verder worden weggeslingerd en zo
persoonlijk letsel of materiële schade aan auto's, huizen en
ramen toebrengen.
•
SNIJDEN MET MESSEN
OPGELET: Controleer of het mes correct is
geïnstalleerd voordat u het toestel met een mes
gebruikt. Leef alle instructies in het gedeelte
Veiligheidsvoorschriften in deze handleiding na.
Draag altijd gezichtsbescherming en beschermkledij als u met
een mes gaat snijden.
Gebruik het harnas voor alle werkzaamheden met het mes.
•
ONKRUIDMESSEN GEBRUIKEN
WIEDEN
Wieden betekent hier maaien door het mes van de ene kant naar
de andere te bewegen in een vlakke boog. Dit werkt het best bij
grasachtig onkruid en lage beplanting. Gebruik het niet om
grotere, taaiere onkruidsoorten of houtachtige begroeiingen af te
snijden (fig. 13).
Fig.13
OPGELET: Gebruik geen onkruidmessen om
struiken of jonge boompjes af te maaien.
•
MAAIMES GEBRUIKEN
WIEDEN
Wieden is mogelijk met een maaimes voor dunne struikjes en
lage beplanting. Het mes is niet bedoeld voor taaie vegetatie.
VASTDRAAIEN
Zware begroeiing, zoals jonge boompjes en struiken kunnen
zich om het mes wikkelen en het zo blokkeren. Vermijd dit
vastdraaien door te anticiperen op de richting waarin de beg-
roeiing zal overhellen en het dan langs de tegenovergestelde
kant af te snijden.
Leg de motor onmiddellijk stil als het mes toch vastdraait.
Houd het toestel omhoog om te vermijden dat het mes zou
barsten of breken, terwijl u het jonge boompje van de strimmer
wegduwt om het mes los te maken.
VERMIJD TERUGSLAGEN
Een terugslag komt voor als een bewegend mes op een forse
boom, struik of een vast voorwerp stoot. Door de kracht wordt
het mes krachtig weggeduwd in een boog. Door de terugslag
kunt u de controle over het toestel verliezen en uzelf (de ope-
rator) of omstaanders letsel toebrengen.
GEBRUIK GEEN MES RONDOM METALEN OMHEININGEN
OF PALEN, BORDERS OF FUNDAMENTEN VAN GEBOU-
WEN.
De Partner beschermkap is ontworpen om het risico op terug-
slagen te beperken met behulp van een aanslag die het toestel
tegen het voorwerp doet aanleunen terwijl het wordt gesneden.
Plaats het jonge boompje tegen de aanslag (A) zodat de
draaibeweging van het mes het aanhoudend tegen de aanslag
trekt (A, fig. 14).
A
A
Fig.14
12
NL