8.9.
Bedradingsvoorbeeld voor bedrading in de unit
Raadpleeg
afbeelding
26.
1
Elektrische bedrading
2
Bedrading tussen units
3
Klem vast op de elektriciteitskast met behulp van lokaal te
voorziene klemmen.
4
Wanneer de stroom-/aardingsdraden langs de rechterzijde
worden naar buiten gevoerd:
5
Bij het aanleggen van het afstandsbedieningssnoer en de
bedrading tussen de units, moet een afstand van 50 mm of meer
van de stroomdraden worden in acht genomen. Zorg ervoor dat
de stroomdraden geen verwarmde delen raken (
6
Klem vast tegen de achterkant van de kolomsteun met lokaal te
voorziene klemmen.
7
Wanneer de bedrading tussen de units via de leidingsopening
wordt naar buiten gevoerd:
8
Wanneer de stroom-/aardingsdraden van de voorkant worden
naar buiten gevoerd:
9
Wanneer de aardingsdraden langs de linkerzijde worden naar
buiten gevoerd:
10
Aardingsdraad
11
Let er bij het bedradingswerk op dat u de akoestische isolatoren
niet van de compressor losmaakt.
12
Voeding
13
Zekering
14
Aardlekschakelaar
15
Aardingsdraad
16
Unit A
17
Unit B
18
Unit C
9.
I
SOLEREN VAN DE LEIDINGEN
Na het uitvoeren van een lekkagetest en ontluchten van het systeem
moeten de leidingen worden geïsoleerd. Hou daarbij rekening met de
volgende punten:
I
Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
I
Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleiding (voor alle units).
I
Gebruik hittebestendig polyetheenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C aan de vloeistofleidingen en poly-
etheenschuim dat een temperatuur van 120°C kan verdragen
aan de gasleidingen.
I
Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevings-
temperatuur
≤30°C
>30°C
Op de isolatie kan condens ontstaan.
I
Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat
de buitenunit hoger staat dan de binnenunit, moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Raadpleeg
afbeelding
9.
1
Afsluiter gasleiding
2
Afsluiter vloeistofleiding
3
Servicepoort voor bijvullen van koelmiddel
4
Afdichtingsbehandeling
5
Isolatie
6
Verbindingsleiding tussen binnen- en buitenunits
Isoleer
lokale
leidingen
brandwonden bij aanraking.
Montagehandleiding
19
).
Vochtigheid
Minimum dikte
75% tot 80% RV
15 mm
≥80 RV
20 mm
wegens
het
gevaar
10. C
ONTROLE VAN DE UNIT EN
VOORWAARDEN VOOR INSTALLATIE
Controleer altijd de volgende punten:
Leidingen aanleggen
1
Controleer of de leidingdiameter de juiste is.
Raadpleeg
"6.2. Keuze van het leidingmateriaal" op pagina
2
Controleer of alles geïsoleerd is.
Raadpleeg
"9. Isoleren van de leidingen" op pagina
3
Controleer op defecte koelmiddelleiding.
Raadpleeg
"6. Koelleidingen" op pagina
Elektriciteitswerkzaamheden
1
Controleer op defecte voedingsbedrading of losse moeren.
Raadpleeg
"8. Lokale bedrading" op pagina
2
Controleer op defecte transmissiebedrading of losse moeren.
Raadpleeg
"8. Lokale bedrading" op pagina
3
Controleer of de isolatieweerstand van het hoofdvoedingscircuit
niet beschadigd is.
Controleer met behulp van een megger van 500 V of een
isolatieweerstand van 2 MΩ of meer is bereikt. Daartoe dient u
een spanning van 500 V DC aan te brengen tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger nooit voor
de transmissiebedrading (tussen de buiten- en de binnenunit,
buiten- en COOL/HEAT-kiezer, enz.).
11. K
OELMIDDEL VULLEN
De buitenunit is in de fabriek gevuld, maar afhankelijk van de lengte
van de leiding na de installatie, kan voor de buitenunit meer
koelmiddel vereist zijn.
Volg de in dit hoofdstuk beschreven procedure voor het vullen met
extra koelmiddel.
U kunt geen koelmiddel bijvullen vooraleer alle lokale
bedrading en lokale leidingen voltooid zijn.
Koelmiddel vullen mag alleen na een lekkagetest en
vacuümdrogen.
De hoeveelheid koelmiddel in het systeem moet minder
dan 100 kg bedragen. Dit betekent dat als de berekende
hoeveelheid koelmiddel gelijk aan of meer is dan 95 kg, u
uw systeem met meerdere buitenunits moet opdelen in
kleinere onafhankelijke systemen met elk minder dan
95 kg koelmiddel.
Zie het naamplaatje van de unit voor de fabrieksvulling.
11.1. Belangrijke informatie over het gebruikte
koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die onder het Kyoto-
protocol vallen. Laat de gassen niet vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype:
(1)
GWP
waarde:
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel)
Schrijf met onuitwisbare inkt,
I
➀ de hoeveelheid koelmiddel van het product gevuld in de
fabriek,
I
➁ de lokaal bijgevulde extra hoeveelheid koelmiddel en
I
➀+➁ de totale hoeveelheid koelmiddel
op
op het bij het product geleverde label over gefluoreerde broeikasgassen.
5.
13.
13.
R410A
1975
RXYQ5~18P9W1B + RXYHQ12P9W1B + RXHQ8~18P9W1B
VRVIII-systeem airconditioner
6.
19.
4PW67902-1 – 01.2011