12.1.5
Geleidbaarheid kalibreren, conductief, sensorparameterbepaling
Inbedrijfstelling van de regelaar diaLog DACb
Gaat het om een doorloop-. batch- of circulatieproces?
n
Moet de regelaar als enkelzijdige of tweezijdige regelaar
n
werken?
Om welke regelgrootheid gaat het?
n
Welke regelparameters zijn noodzakelijk?
n
Wat moet de regelaar bij
n
Hoe moeten de actoren worden aangestuurd?
n
Hoe moet de mA-uitgang worden ingesteld?
n
AANWIJZING!
De sensor moet droog zijn
De geleidbaarheidssensor mag niet in contact
komen met vloeistof. Pas nadat de geleidbaar‐
heidssensor is aangesloten, geconfigureerd en
gekalibreerd, mag de geleidbaarheidssensor in
contact komen met vloeistof. De sensorparameters
(nulpunt) van een vochtige of natte geleidbaar‐
heidssensor kunnen niet meet zinvol worden geka‐
libreerd.
Is de geleidbaarheidssensor voor de kalibratie met
vloeistof in contact gekomen, is het mogelijk de
geleidbaarheidssensor te drogen. Een gedroogde
geleidbaarheidssensor kan weer met succes
worden gekalibreerd op de sensorparameters.
Wordt ondanks een gedroogde geleidbaarheidssensor nog steeds
[Sensor niet droog] wordt weergegeven, moet u enige tijd wachten
tot de regelaar de sensor als droog heeft herkend.
Nadat u het sensortype heeft gekozen, volgt automatisch de vraag
of de sensorparameters (nulpunt) moeten worden bepaald, hand‐
matig kunt u de vraag als volgt activeren:
Basisweergave ➨ menu ➨
[Meting kanaal X geleidbaarheid]
[Sensorparameterbepaling] ➨
1.
Kies met de pijltoetsen
[Sensorparameters automatisch bepalen] .
2.
Verder met
.
ð U ziet het display met de weergave
[Sensorparameters automatisch bepalen] .
3.
Verder met
.
ð U ziet het display met de weergave
[Sensorparameters worden automatisch bepaald] .
De sensorparameters worden automatisch overge‐
nomen.
[HOLD] doen?
[Meting] ➨
of
➨
➨
of
.
[Sensor droog] en
of
67