4.
pompaansturing
Î Stel het soort pompaansturing in.
pUM
Pompaansturing
Keuze: OnOF, PULS, PSOL, PHEI
Fabrieksinstelling: PZON
Er kan tussen de volgende soorten worden gekozen:
instelling standaardpomp zonder toerentalregeling
• OnOF (pomp aan / pomp uit)
instelling standaardpomp met toerentalregeling
• PULS (impulspakketbesturing door het halfgeleider-
relais)
Instelling HR-pomp
• PSOL (PWM-profiel voor een HE-zonnepomp)
• PHEI (PWM-profiel voor een HE-verwarmings-
pomp)
5. Minimumtoerental
Î Stel het minimumtoerental voor de pomp in.
nMN
Minimumtoerental
Instelbereik: (10) 30 ... 100 %
Fabrieksinstelling: 30 %
Aanwijzing:
Bij gebruik van niet-toerentalgeregelde ver-
bruikers, bv. kleppen, moet het toerental wor-
den ingesteld op 100 %.
12
Inbedrijfstelling
6. Maximumtoerental
Î Stel het maximumtoerental voor de betreffende
pomp in.
nMX
Maximumtoerental
Instelbereik: (10) 30 ... 100 %
Fabrieksinstelling: 100 %
Aanwijzing:
Bij gebruik van niet-toerentalgeregelde ver-
bruikers, bv. kleppen, moet het toerental wor-
den ingesteld op 100 %.
Bevestiging
Het inbedrijfstellingsmenu afsluiten
Na het laatste kanaal van het inbedrijfstellingmenu
wordt gevraagd om een bevestiging van de geconfigu-
reerde instellingen.
Î Druk op knop 3 om de in het inbedrijfstellingsme-
nu gedane instellingen te bevestigen.
Nu is de regelaar bedrijfsklaar met de voor het gese-
lecteerde installatieschema typische instellingen.
Aanwijzing:
De in het inbedrijfstellingsmenu gedane instel-
lingen kunnen na de inbedrijfstelling op elk ge-
wenst moment in het betreffende instelkanaal
worden gewijzigd. Extra functies en opties
kunnen ook worden geactiveerd en ingesteld
(zie pagina 9).