Afbeelding 7:Netspanning
Afbeelding 8:Functionele aarding
1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Afbeelding 9:Aanhaalmomenten en kabeldiktes (1 mm=0,0394 in)
1SFC132003M3101
5:2.2 Netspanning en besturingscircuit
Bij gebruik voor zeewaardige toepassingen en met toevoer
van buitenaf van de behuizing, dient u een standaardkabel
voor de toevoer van de netspanning en voor het besturings-
circuit te gebruiken, met een blanke hulpgeleider (aardgelei-
der). U maakt in de of naast de pakkingen een aansluiting
van 360 graden. Zolang deze kabels / bedrading alleen maar
interne bedrading is, aan de binnenkant van de behuizing,
hebt u de aardverbinding / bescherming van 360 graden niet
nodig.
5:2.2.1 Voedingsspanning klemmen 1 en 2
Sluit het sterpunt en de fase aan op de klemmen 1 en 2.
Controleer of de netspanning U
5:2.2.2 Aarding, klem 3
Verbind de kabel met een aardpunt dicht bij de softstarter.
De kabel moet zo kort mogelijk zijn. Een geschikt aardpunt is
op de montageplaat naast de softstarter, zie Afbeelding 8.
Ook de montageplaat dient geaard te zijn.
Dit is geen beschermende aarding maar een functionele
aarding. De aardingskabel moet zo kort mogelijk zijn.
Maximum 0,5 m
M3
0,5 Nm - 4,3 lb.in
correct is.
s
3,5x0,6
Hoofdstuk 5
Verbinding
2
0,14 ... 2,5 mm
AWG 12 ... 22
2
0,14 ... 2,5 mm
47