e_kb459.book Page 50 Thursday, June 21, 2007 9:54 AM
De juiste opnamefunctie selecteren
50
De camera kiest de beste opnamestand en de bijbehorende instellingen
als de functiekiezer is ingesteld op I (Automatische opname).
3
Selecteer = (Portret), s (Landschap), q (Macro), \ (Bewegend onderwerp),
. (Portretopname bij nacht), a (Flitser UIT) of H (Scène) met de functiekiezer
als de opname in de stand Auto Picture niet wordt gemaakt.
De functies zijn als volgt.
I
(Automatische opname)
=
(Portret)
s
(Landschap)
q
(Macro)
\
(Bewegend onderwerp)
.
(Portretopname bij nacht)
a
(Flitser UIT)
H (Scène)
Bij . (Portretopname bij nacht), wordt een langere sluitertijd gebruikt op donkere
plaatsen, zelfs als de ingebouwde flitser wordt gebruikt. Gebruik de functie
Bewegingsreductie of een statief om te voorkomen dat de camera beweegt.
Functie-indicatie
Selecteert automatisch een van de functies Portret,
Landschap, Macro of Bewegend onderwerp.
Hiermee kunt u opnamen maken bij standaardinstellingen
(Normaal) als er geen optimale opnamefunctie is.
Optimaal voor het maken van portretfoto's.
Verdiept het scherpstelbereik, benadrukt kleuren en
verzadiging van bomen en lucht en zorgt voor scherpe
opnamen.
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van bloemen
en andere kleine onderwerpen op korte afstand.
Hiermee kunt u scherpe opnamen maken van een snel
bewegend onderwerp, bijvoorbeeld bij een sportevenement.
Hiermee kunt u opnamen van mensen tegen een nachtelijke
achtergrond of schemering.
De ingebouwde flitser is uitgeschakeld. Andere instellingen
zijn gelijk aan Normaal in I.
Hiermee kunt u kiezen uit 8 opnamescènes afhankelijk van
de opnameomstandigheden.