4
Druk op de knop 4.
De instelling wordt opgeslagen.
• De resolutie in de stand 9 (Groen) is vast ingesteld op m.
• De resolutie in de stand N (Beeld inkadering) wordt vast ingesteld op
h voor de verhoudingsfactor 4:3 en h voor de verhouding 16:9.
• De resolutie in de stand o (Miniatuurfilter), c (Digital SR) of q
(Continue opname snel) is vast ingesteld op f voor de
verhoudingsfactor 4:3 en 1 voor de verhouding 16:9.
Compenseren voor belichting
(Belichtingscorrectie)
U kunt de algehele helderheid van de opname aanpassen.
Met deze functie kunt u opzettelijk over- of onderbelichte opnamen
maken.
1
Selecteer [Belicht. corr.] in het menu [A Opnemen] met
de vierwegbesturing (23).
2
Selecteer de LW-waarde met de vierwegbesturing
(45).
Kies een positieve (+) waarde voor lichte opnamen. Kies een
negatieve (-) waarde voor donkere opnamen.
U kunt een belichtingscorrectiewaarde kiezen tussen –2,0 en +2,0 LW
in stappen van 1/3 LW.
• Als het histogram wordt weergegeven in de opnamestand of
weergavestand, kunt u de belichting controleren (p.26).
• U kunt de functie Belicht. corr. niet gebruiken in de 9 (Groene) of b
(Autom. opname) modus.
• Als u de instelling [Belicht. corr.] vaak wijzigt, kunt u tijd besparen door
deze toe te wijzen aan de Groene toets (p.86).
De instelling van de belichtingscorrectiewaarde opslaan 1p.90
3
79