GEBRUIKS- EN ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN
1. KETELWATERKWALITEIT
Het ketelwater moet voldoen aan de in bijlage 2 vermelde specificaties.
Eventueel moet het water worden bewerkt voordat het aan de installatie wordt toegevoegd.
Hiertoe dient men zich door een deskundige te laten adviseren.
2. UIT TE VOEREN CONTROLES
Gedurende het gebruik van de ketel moet de hoeveelheid water welke eventueel nodig is
voor het bijvullen van de installatie worden gecontroleerd. Bij overmatig bijvullen (bij gebruik
als werwarmingsketel) is er sprake van een lekkage en deze dient onmiddellijk te worden
opgespoord en verholpen, dit ter voorkoming van o.a. zuurstofcorrosie.
Ook tijdens gebruik optredende rookgaszijdige lekkages dienen zeker onverwijld te worden
verholpen.
De rookgastemperatuur moet regelmatig worden gemeten.
Wanneer deze oploopt, wat vooral bij het gebruik van stookolie kan gebeuren, moeten de
vlampijpen gereinigd worden.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden, doch minstens twee maal per jaar, moet de
ketel op de navolgende punten worden gecontroleerd:
- Dichtheid van pakkingen van keteldeur(en), roetluik en kijkdoos.
- Dichtheid van vlampijp/pijpplaatverbindingen.
- Vervuiling en corrosie van de vlampijpen en overig rookgaszijdige oppervlakken.
- Conditie van de deur/branderbemetseling.
- Werking van de veiligheidsklep(pen) of overstortventiel(en).
Jaarlijks moet de ketel worden geïnspecteerd op :
- Waterzijdige vervuiling zoals b.v. slib en ketelsteen, vooral tussen de vlampijpen
- Waterzijdige corrosie.
Bij constatering van afwijkingen moet een deskundige worden geraadpleegd. Na reiniging
kan de ketel weer worden gesloten, waarbij nieuwe pakkingen moeten worden gebruikt.
6