klep. De functie wordt geactiveerd met parameter C613.
Wanneer alle modules uitgeschakeld zijn en C613 = 1
wordt de brandstofafsluiter niet gevoed, wanneer C613 =
0 wordt de afsluiter altijd gevoed.
VEILIGHEIDSFUNCTIES
1 - Limiettemperatuur generator
Wanneer de toevoertemperatuur van de generator de
limietwaarde van parameter C515 bereikt, worden alle
modules uitgeschakeld en start de pomp van de instal-
latie (wanneer vraag om warmte voorheen van het ver-
warmingscircuit afkomstig was) of de sanitaire pomp
(wanneer de warmtevraag van het sanitair circuit afkom-
stig was). Nacirculatie blijft bestaan tot de toevoertem-
peratuur daalt onder de in parameter C515 ingestelde
waarde.
2 - Veiligheidstemperatuur
Wanneer de toevoertemperatuur de veiligheidswaarde
van parameter C518 bereikt, gaat de generator over tot
niet-terugstelbare blokkade. Alle modules worden uitge-
schakeld en er wordt geen warmte afgevoerd.
3 - Temperatuur rookgassen
Wanneer de temperatuur van de rookgassen de inge-
stelde waarde van parameter C593 overschrijdt, krijgen
alle ingeschakelde modules het vermogen dat ingesteld
is met parameter C612.
Wanneer hierna de temperatuur van de rookgassen weer
daalt tot onder de parameter C593-5°C, gaan de modu-
les weer normaal werken (de regelaar start weer bij het in
parameter C612 uitgedrukte vermogen).
Wanneer de rookgastemperatuur meer bedraagt dan
de in parameter C592 ingestelde waarde, worden alle
modules uitgeschakeld en is er tijdelijk storing. Tijdens
de storing wordt een naventilatie van 10 minuten geac-
tiveerd (alle geactiveerde modules). Wanneer hierna
de rooktemperatuur 5°C onder de drempelwaarde van
parameter C592 daalt, begint de cascade weer normaal
te functioneren.
4 - Controle toevoer- en retourtemperatuur
Wanneer de temperatuur van het retourwater meer
bedraagt dan de toevoertemperatuur wordt tijdelijk een
fout gemeld; de modules worden uitgeschakeld en de
pompen blijven werken.
Daalt de retourtemperatuur niet binnen 10 minuten onder
de toevoertemperatuur, dan vindt er niet-terugstelbare
blokkade plaats en gaan de pompen uit.
5 - Antiblokkering circulatiepompen
Wanneer de pomp van de installatie 24 uur niet werkt,
wordt ze gedurende 10s geactiveerd (antiblokkering
installatiepomp).
Wanneer de sanitaire pomp 24 uur niet werkt wordt ze
gedurende 10s geactiveerd (antiblokkering pomp sanitair
water).
6 - Vorstbeveiliging van de module
Wanneer de toevoertemperatuur lager is dan de tempe-
ratuur voor activeren van de vorstbeveiliging ingesteld
in parameter H511, ontvangen alle modules verzoek
om warmte tot de temperatuur méér bedraagt dan de in
parameter H512 ingestelde waarde om de vorstbeveili-
ging uit te schakelen. De functie is altijd actief.
7 - Vorstbeveiliging van de installatie
De vorstbeveiliging van de installatie is actief, parameter
H556 is ingesteld op 1 en de externe temperatuursonde
is aangebracht. De stuurlogica is als volgt:
- Wanneer de buitentemperatuur tussen -5°C en 1,5°C
ligt wordt de pomp van de installatie om de 6 uur 10
minuten ingeschakeld;
- Wanneer de buitentemperatuur minder bedraagt dan
-5°C blijft de pomp van de installatie continu draaien.
8 - Testfunctie circulatiepomp
De functie voor het testen van de circulatiepomp con-
troleert de congruentie tussen de werkingsstatus van
de pomp van de installatie en de ingang van de
STROMINGSREGELAAR. De functie is actief wanneer de
parameter C807 = 1.
- Wanneer de primaire pomp actief is en de ingang van
de stromingsregelaar gesloten is wordt er niets gesig-
naleerd (normaal gedrag).
- Wanneer de primaire pomp is uitgeschakeld en de
ingang van de stromingsregelaar open is wordt er niets
gesignaleerd (normaal gedrag).
- Wanneer de primaire pomp actief is en de ingang van
de stromingsregelaar open is wordt 10 seconden na
aanvang van de storingssituatie de foutstatus gemeld
(foutcode E118) en wordt de inschakeling van de bran-
ders geblokkeerd.
- Wanneer de primaire pomp is uitgeschakeld en de
ingang van de stromingsregelaar gesloten is wordt 10
seconden na aanvang van de storingssituatie de fout-
status gemeld (foutcode E117) en wordt de inschake-
ling van de branders geblokkeerd.
Wanneer de sanitaire pomp zich stroomopwaarts van de
hydraulische onderbreker bevindt (parameter C805 = 0)
wordt de coherentietest van de status van de circulatie-
pomp voor beide pompen uitgevoerd, d.w.z. zowel die
van het sanitair circuit als die van de verwarming.
In de overige gevallen (parameter C805 ≠ 0) wordt de
test alleen uitgevoerd voor de verwarmingspomp.
23
ALGEMEEN