Bedieningshandleiding
Veiligheidsvergrendeling
2.6 Veiligheidsclassificatie van de arrêteerfunctie
Bij gebruik van de component als vergrendelvoorziening voor
de veiligheid van personen is een veiligheidsclassificatie van de
arrêteerfunctie vereist.
Bij de veiligheidsclassificatie van de arrêteerfunctie moet er
een onderscheid worden gemaakt tussen de bewaking van
de arrêteerfunctie (vergrendelfunctie) en de aansturing van de
ontgrendelfunctie.
De volgende veiligheidsclassificatie van de ontgrendelfunctie is
gebaseerd op het gebruik van het principe van de energiescheiding van
de voeding voor de magneet.
De veiligheidsclassificatie van de ontgrendelfunctie
is uitsluitend geldig voor toestellen met bewaakte
arrêteerfunctie en ruststroomprincipe (vgl. typesleutel).
Dankzij een veilige energiescheiding van buitenaf kan een uitsluiting
van fouten voor het aansturen van de blokkeervoorziening van de
veiligheidsvergrendeling aangenomen worden.
In dit geval draagt de blokkeervoorziening van de
veiligheidsvergrendeling niet bij aan de uitvalwaarschijnlijkheid van de
ontgrendelfunctie.
Het veiligheidsniveau van de ontgrendelfunctie wordt op die manier
uitsluitend bepaald door de externe veilige uitschakeling van de
energie.
Veilige energie-
uitschakeling
+24 VDC
PL ?
PFH
?
d
0 VDC
De foutuitsluitingen voor de bekabeling moeten in acht
genomen worden.
Als in een toepassing de veiligheidsvergrendeling met
ruststroomprincipe niet kan gebruikt worden, kan voor
dit uitzonderingsgeval een veiligheidsvergrendeling met
arbeidsstroomprincipe gebruikt worden, mits bijkomende
veiligheidsmaatregelen getroffen worden, die voor een
gelijkwaardig veiligheidsniveau zorgen.
Veiligheidsver-
grendeling
A1
A2
Vergrendel-
functie
NL
3. montage
3.1 Algemene montage-instructies
Voor de bevestiging heeft de veiligheidsvergrendeling vier boorgaten. De
veiligheidsvergrendeling mag niet als aanslag gebruikt worden. De plaats
van montage is willekeurig. Het binnendringen van vuil in de gebruikte
openingen moet echter vermeden worden. De bediensleutel moet soepel
en zonder dwang in de behuizing ingevoerd kunnen worden.
Neem ook de opmerkingen van de normen ISO 12100,
ISO 14119 en ISO 14120 in acht.
Bij het monteren moet men ervoor zorgen dat de
veiligheidsvergrendeling ook in geval van een fout niet kan
verschuiven.
Om een correcte schakelfunctie van de schakelaar S2
te garanderen moet erop worden gelet dat de rol van
de roldraaihefboom altijd op het rechte vlak van de
schakellineaal ligt (bij uitvoering -9725 of -9727).
Montage van de bediensleutel
Zie montagehandleiding van de bediensleutel.
Voor de uitvoeringen -9725 of -9727 moet bij de montage aan
zwaaideuren erop worden gelet, dat het draaipunt van de scharnier in
het vlak (+ 36 mm) moet liggen van het oppervlak van de behuizing,
waarin de bediensleutel wordt ingestoken.
De bediensleutels moeten via geschikte maatregelen
(gebruik van eenwegschroeven, lijmen, uitboren van de
schroefkoppen, borgen met pennen) onlosmakelijk aan
de beschermvoorziening bevestigd worden en tegen
verschuiven beveiligd worden.
3.2 Afmetingen
Alle maten in mm.
AZM 415...14H-9725
130
114
M20 x 1,5
22
¤6,5
88
¤11
Legende
45 mm = contact 21-22 geopend
contact 23-24 gesloten
30 mm = Aanslag
AZM 415
...-9725/ -9726/ -9727
46,5
8
25,6
< 3mm
5
56
48
M20 x 1,5
3