OPTISWITCH 5100 C, 5150 C • Tweedraads 8/16 mA
Controleer, of alle drie schakeltoestanden in de juiste volgorde en
met de opgegeven duur optreden. Daarmee kunt u de correcte
werking van het meetsysteem controleren.
De testprocedure vindt u onder "Uitvoering - functietest".
Let erop, dat de nageschakelde instrumenten gedurende de
functietest worden geactiveerd.
2. Bedien de bedrijfsstandenschakelaar (min./max.) op de regelaar.
Controleer, of de schakeltoestand wijzigt (controlelamp-scha-
keltoestand). Daarmee kunt u de correcte werking van het
meetsysteem controleren.
Wanneer dit niet het geval is, is er een fout in het meetsysteem
aanwezig.
Let erop, dat de nageschakelde instrumenten gedurende de
functietest worden geactiveerd.
Uitvoering - functietest
Wanneer u daarvoor een regelaar van het type SU 501 Ex gebruikt,
kunt u de test ook met de geïntegreerde testknop uitvoeren. De test-
knop is in de frontplaat van de regelaar verzonken aangebracht. Druk
op de testknop gedurende > 2 seconden met een geschikt object
(schroevendraaier, ballpoint, enz.).
Wanneer de OPTISWITCH 5100 C, 5150 C op een meetverster-
kersysteem of een SSPS is aangesloten, dan moet u daarvoor de
verbindingskabel met de sensor gedurende > 2 seconden onderbre-
ken. De schakelvertraging moet daarvoor op 0,5 s zijn ingesteld.
Na het loslaten van de testknop of onderbreking van de verbindings-
kabel naar de sensor kunt u het complete meetsysteem controleren
op correct functioneren. Gedurende de test worden de volgende
bedrijfstoestanden gesimuleerd:
•
Storingsmelding
•
Leegmelding
•
Volmelding
I/mA
16
±1,5
8
±1,5
< 3,6
0,6
±0,2
Fig. 12: Verloopdiagram van de functietest (bedrijfsmodus "A")
1
Storingsmelding
2
Leegmelding
3
Volmelding
1,5
1,5
±0,5
±0,5
6 In bedrijf nemen
3
2
1
t/s
27