1. Aansluiting op de gasleiding mag uitsluitend door
gekwalificeerde personen gebeuren en moet in
overeenstemming zijn met alle van toepassing
zijnde reglementeringen.
2. Controleer dat de gascategorie in overeen-
stemming is met de gegevens op het typeplaatje
van het toestel.
3. Er mag uitsluitend voor gas geschikt fittingmateriaal
toegepast worden.
4. Om het toestel op maximaal vermogen te laten
werken, moet fittingmateriaal van voldoende
doorlaat toegepast worden.
5. Voor onderhoud dient er dicht bij het toestel een
gaskraan met koppeling gemonteerd te worden, zie
fig. 5.
6. Het plaatsen van een gasfilter en het reinigen van
de gasbuis met stikstof wordt sterk aanbevolen.
7. De volledige gasinstallatie moet op lekdichtheid
worden gecontroleerd, in overeenstemming met
alle
daarop
reglementeringen.
GEBRUIK NOOIT EEN VLAM OM DE LEKDICHTHEID TE CONTROLEREN !!!
ATTENTIE:
Tijdens de ontsteekcyclus van ongeveer 45 seconden, gebruikt het toestel 130 Watt méér dan op het typeplaatje
is aangegeven. In het geval waarbij meerdere toestellen op één elektrische fase zijn aangesloten, zou dit een
probleem voor de zekering kunnen betekenen. In dat geval wordt een trapsgewijze ontsteking per toestel
aanbevolen en de zekering hieraan aan te passen.
1. Aansluiting op het elektriciteitsnet mag alleen door
gekwalificeerde personen gebeuren en moet in
overeenstemming zijn met alle van toepassing
zijnde reglementeringen.
2. Controleer dat de elektrische specificaties in
overeenstemming zijn met de gegevens op het
typeplaatje van het toestel.
3. Een afzonderlijke werkschakelaar moet voorzien
worden dicht bij het toestel.
4. Alle toestellen met een éénfase-motor moeten
worden aangesloten aan de klemmenrail achter het
servicepaneel.
5. Alle toestellen met driefase-motoren moeten
worden aangesloten aan de motorstarter. Hiervoor
moeten de 5 draden t.w. 3 rode (fase), 1 blauwe
(0), 1 geel/groene (aarde), verwijderd worden en
vervangen worden door de draden 3 fasen, 0 en
aarde van de aansluitkabel.
6. Zorg ervoor dat het toestel goed geaard is en dat
een aardlektest wordt uitgevoerd.
7. Bijkomende apparatuur, onder meer voor tijd-
8
5. GASAANSLUITING
van
toepassing
6. ELEKTRISCHE AANSLUITING
Fig. 5
zijnde
schakeling, ruimtetemperatuur, vorstbeveiliging,
luchtcirculatie etc., is niet begrepen in de levering
van het toestel en moet derhalve apart besteld
worden.
8. Zorg er bij het plaatsen van externe controle-
apparatuur voor, dat er ten alle tijde spanning op
het toestel blijft, zelfs wanneer deze apparatuur in
stand 'verwarming uit' staat.
9. De elektriciteit mag nooit uitgeschakeld worden
voordat:
a) de thermostaat op 'UIT' staat
b) de gaskraan gesloten is
c) de ventilator gestopt is.
10. In verband met de luchtdichtheid van het toestel
dienen alle niet gebruikte kabelwartels luchtdicht te
worden afgesloten.
11. Na installatie moet de stroomsterkte gemeten
worden bij werkende ventilator en vergeleken
worden met de gegevens op het motorplaatje.
DETAIL GASAANSLUITING