6.8.5
In geval van een stroomoverslag gelden volgende regels:
- kabine niet verlaten,
- buitenstaanders voor het naderen of het aantasten van de machine waarschuwen,
- wanneer mogelijk de machine uit de gevaarlijke zone brengen,
- opdracht geven de stroom uit te schakelen,
- de machine verlaten, nadat de stroom van de aangeraakte/beschadigde leiding is uitgeschakeld .
6.9
Weken ondergronds en in gesloten ruimten
Worden grondverzetmachines ondergronds of in gesloten ruimten ingezet, moet voor voldoende
luchtverversing worden gezorgd en de daarvoor geldende voorschriften gerespekteerd.
6.10
Werkonderbrekingen
6.10.1
Bij werkpauze en werkeinde moet de machinist de grondverzetmachine op dragbare bodem
plaatsen en tegen verplaatsing verzekeren. de werkvoorrichting is zo te stutten en te zekeren dat
een beweging onmogelijk is.
6.10.2
Is de werkvoorrichting niet afgestuut, mag de machinist de grondverzetmachine niet verlaten.
6.10.3
Grondverzetmachines zouden slechts daar afgesteld worden, waar deze geen hindernis zijn voor het
openbaar verkeer, werkverkeer enz.. Eventueel afbaken door waarschuwingstekens zoals
gevarendriehoek, signaalband, flikkerlicht
of knipperlicht.
6.10.4
Bij het verlaten van de kabine moet de machinist alle bedieningsorganen op nulstand brengen en de
remmen vaststellen.
6.10.5
Verlaat de machinist de grondverzetmachine, moet hij de aandrijfsmotoren stilleggen en tegen
onbevoegd in gang zetten, zekeren.
6.11
Hijsen
6.11.1
Door hijsen wordt verstaan, het heffen, transporteren en aflaten van lasten door middel van een kabel
of ketting, waarbij voor het aanhangen of lossen van de last de hulp van personen nodig is.
Dat is bijvoorbeeld het heffen en aflaten van buizen, schachtringen en reservoirs, met
grondverzetmachines.
6.11.2
Grondverzetmachines mogen alleen als hijstoestel worden ingezet, wanneer de voorgeschreven
veiligheidsinrichtingen zijn geinstalleerd en functioneren.
Deze zijn bij graafmachines:
- zekere aanslagmogelijhkheid van het draagmiddel,
- draaglasttabellen
en bijkomend bij graafmachines met een toelaatbare draaglast van meer als 1.000 kg en
een kiepmoment van meer als 40.000 Nm:
- overlastwaarschuwingsinrichting,
- zekeringen tegen leidingsbreuk aan de giekcilinder (hefcilinder).
1000111464_Handleiding_nl
7