5.
Onderhoud
Onderhoudswerkzaamheden alleen bij stilstaande motor uitvoeren.
Voor de verwijdering van smeerolie, filters en reinigingsmiddelen dienen de geldende
wettelijke voorschriften in acht gezondermen te worden.
Aanzetslinger en kontaktsleutel buiten bereik van onbevoegden houden.
Bij motoren met elektrostart min-pool van de batterij demonteren.
Na beëindiging van onderhoudswerkzaamheden kontroleren of al het gereedschap verwijderd is
en alle beschermingen zijn aangebracht.
Vóór het starten dient men zich ervan te overtuigen, dat niemand zich in de gevarenzône van de
machine bevindt.
5.1.
Onderhoudsoverzicht
Onderhoudsinterval
Alle 8 – 15 uur
8 - 15
resp. dagelijks vóór-
het starten
250
Alle 250 uur
500
Alle 500 uur
1000
Alle 1000 uur
* De graad van vervuiling van de brandstof, de zorg bij het tanken en de vervuiling aan de binnenkant
van de brandstoftank zijn maatgevend voor de vervangingsinterval van het brandstofvóórfilter.
Onderhoudswerkzaamheden
Oliepeil kontroleren.
Aanzuigomgeving luchtfilter kontroleren.
Koelluchtstroom controleren
Motorolie verversen (2 M 40. / 2 M 41. zonder ver-
groot carter, 2...4 L 40. / 2...4 L 41. algemen).
Ventilator, koelribben en oliekoeler reinigen.
Boutverbindingen kontroleren.
Uitlaatmonstuk reinigen.
Brandstofvóórfilter op vervuiling kontroleren
en indien zonderdig vervangen.*
Functie van luchtfilter bewaking kontroleren.
Moeren van cilinderkopbevestiging
niet natrekken
Brandstofvóórfilter vervangen.
Onderhoud van het luchtfilter.
Klepspeling kontroleren en opnieuw instellen.
Motorolie verversen (2 M 40. / 2 M 41. met ver-
groot carter, 3...4 M 40. / 3...4 M 41. algemen).
Smeeroliefilter vervangen.
Brandstoffilter vervangen.
13
Hoodfdst.
5.2.1.
5.2.2.
5.2.3.
5.3.1.
5.3.2.
5.3.3.
5.3.4.
5.4.1.
6.1.
5.4.1.
5.4.2.
5.4.3.
5.4.4.
5.4.5.
5.5.1.