5.3.2. Koelventilator, koelribben
ezonderliekoeler reinigen
Om de motor schoon te maken moet
deze uitgeschakeld en afgekoeld zijn.
– Bij geluidgedempte motor bovendeksel, zijdek-
sel bedieningszijde met toerenverstelhefboom,
luchtafvoertunnel en onderdeksel bedienings-
zijde en afvoerzijde demonteren ( Hoofdst.2).
– Bij standaard motor zijdeksel en koelluchtgelei-
ding oliekoeler demonteren.
– Stuwplaat „1" demonteren (Afb. 23).
Reiniging bij droge vervuiling
– Ventilator, cilinderkop en cilinder met een ge-
schikte borstel reinigen (Afb. 24).
N.B.
Bij geluidgedempte motoren ook de ruimte tus-
sen motorblok en onderplaat reinigen. (Afb. 25)
– Het gehele koelluchtcircuit met perslucht uit-
blazen.
– Smeeroliekoeler alleen met perslucht uitblazen.
Met persluchtpistool niet direkt op de zwakke-
re koellamellen van de oliekoeler richten
(Afb. 25).
Vochtige, resp. vette vervuiling door
olielekkage
– Minpool van de Batterij afklemmen.
– Generator en regelaar met de hand schoon
maken.
– De generator met geintegreerde regelaar af-
dekken en niet direkt bespuiten
– De gehele vervuilde deel met een schoonmaak-
middel volgens voorschrift vochtig maken en
daarna met een sterke waterstraal of stoomcle-
aner schoonspuiten.
N.B.
Geen benzine of zuurhoudende schoonmaak-
middelen gebruiken.
– Onmiddellijk na het afspuiten drogen d.m.v.
perslucht.
– Oorzaak van olielekkage vaststellen en (laten)
repareren.
– Luchtgeleidingen weer monteren.
– Motor direkt na de montage enige tijd warm
laten draaien om roestvorming te vermijden.
De motor mag in geen geval gestart
worden wanneer de luchtgeleidingen
zonderg niet gemonteerd zijn.
5.3.3. Boutverbindingen kontroleren
Voor zover in het onderhoudsschema beschre-
ven boutverbinding nazien op het vastgedraaid
zijn en zonodig natrekken.
N.B.:
Cilinderkopbouten niet natrekken.
De afstelaanslagen aan de toerenver-
stelling en de brandstofbegrenzer zijn
met zegellak voorzien en mogen niet nagetrok-
ken of versteld, dan wel vergedraaid worden.
17