Vaste aanvoertemperatuur
Als de F1155 met de boiler met vaste aanvoertempera-
tuur moet werken, moet u een externe aanvoersensor
(BT25) aansluiten. Zie de beschrijving op pagina 21.
Bovendien moet u de volgende menu-instellingen uit-
voeren.
Menu
1.9.3 - min. aanvoer temp.
5.1.2 - max. aanvoertemp.
5.1.10 - bedr.modus circula-
tiepomp
4.2 - bedrijfsstand
Aansluitopties
De F1155 kan op verschillende manieren worden aan-
gesloten, waarvan enkele hieronder worden weerge-
geven.
Zie voor meer informatie over opties www.nibenl.nl
en de respectievelijke montage-instructies voor de ge-
bruikte accessoires. Zie pagina 70 voor een lijst met
accessoires die kunnen worden gebruikt met de F1155.
Buffervat
Als het volume van het klimaatsysteem te klein is voor
het vermogen van de warmtepomp kan het radiator-
systeem worden aangevuld met een buffervat, zoals
de NIBE UKV.
UKV
14
Hoofdstuk 4 |
Aansluiting van de leidingen
Menu-instelling (plaatse-
lijke variaties kunnen
vereist zijn)
Gewenste temperatuur in
de tank.
Gewenste temperatuur in
de tank.
intermitterend
handmatig
T
Grondwatersysteem
Een tussenliggende warmtewisselaar wordt gebruikt
om de wisselaar van de warmtepomp tegen vuil te
beschermen. Het water wordt vrijgelaten in een filter
onder de grond of een geboorde bron. Zie pagina 27
voor meer informatie over de aansluiting van het
grondwaterpomp.
Als deze koppeling wordt gebruikt, moet "min. T bron
uit" in menu 5.1.7 "bronpomp al.instelling" worden
gewijzigd naar een geschikte waarde om bevriezing
in de warmtewisselaar te voorkomen.
Warmteterugwinning ventilatie
De installatie kan worden aangevuld met de afvoer-
luchtmodule FLM om warmteterugwinning uit de
ventilatielucht mogelijk te maken.
Om condensatie te voorkomen, moeten de kanalen
en leidingen en andere koude oppervakken geïso-
leerd worden met dampdicht isolatiemateriaal.
Het bronsysteem moet worden voorzien van een
expansievat (CM3). Het niveaureservoir (CM2) kan
niet worden toegepast.
P
Avluft
Frånluft
Ø 160
Ø 160
NIBE™ F1155