(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht
en het parkeerlicht branden, maar alle ove-
rige elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar "
" te kunnen draaien.
LET OP:
_
Gebruik de parkeerverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken.
_
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU01590
DCA00043
1. Waarschuwingslampje "
2. Controlelampje "
3. Controlelampje "
4. Waarschuwingslampje motorstoring "
5. Controlelampje grootlicht "
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje "
olieniveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit van het waarschu-
wingslampje kan via de volgende procedu-
re worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in "
draai de sleutel naar "ON".
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand of trek de koppelingshendel in.
3. Druk op de startknop. Als het controle-
OPMERKING:
_
Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
" voor olieniveau
geen sprake van een storing.
" voor vrijstand
_
" richtingaanwijzers
"
"
Controlelampje "
Dit controlelampje brandt wanneer de ver-
DAU03034
snellingsbak in de vrijstand staat.
Controlelampje "
DAU03201
zers
" voor
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar de
linker- of rechterstand is gedrukt.
" en
3-2
lampje niet gaat branden als de start-
knop wordt ingedrukt, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te
testen.
" voor vrijstand
" richtingaanwij-
3
DAU00061
DAU00057