Installatie
f.
Spuit de vloeistof in een afvalbak totdat de
vloeistofleidingen voor zowel basismateriaal (A)
als katalysatormateriaal (B) schoon en vrij van
lucht zijn.
g. Sluit de eenheid voor kalibratiecontrole.
h. Reinig de spuitmonden van de eenheid voor
kalibratiecontrole en plaats de JIC-doppen.
i.
Activeer
op de DM.
40
4. Het apparaat kalibreren.
Voer de volgende procedure uit terwijl u het apparaat
voor het eerst instelt, als de debietmeters zijn vervangen
of als het apparaat opnieuw gekalibreerd moet worden.
a. Zet de trekker op de veiligheidspal.
b. Open de luchtmotorschuifventielen voor basis-
(A) en katalysatormateriaal (B).
c. Stel de luchtmotorregelaars voor basis- (A) en
katalysatormateriaal (B) in.
MD2 of Ultra-lite met flexibele slang:
70 psi (480 kPa, 4,8 bar).
Ultra-lite met Tri-core:
85 psi (586 kPa, 5,9 bar)
3A2894T