De machine duwen of
slepen
In noodgevallen kan de machine vooruit worden
bewogen door de omloopklep in de regelbare
hydraulische pomp in werking te stellen en de
machine te duwen of te slepen.
Belangrijk:
U mag de machine niet sneller dan 3
tot 4,8 km per uur duwen of slepen omdat anders
de transmissie intern kan worden beschadigd. De
omloopkleppen moeten open zijn als de machine
wordt geduwd of gesleept.
1. Open de motorkap en zoek de omloopkleppen
(Figuur
25) bovenaan de pomp, achter de accu
en het opslagcompartiment.
2. Draai de omloopkleppen 3 slagen linksom om
deze te openen en de olie inwendig om te laten
leiden.
Opmerking:
Niet meer dan 3 slagen openen.
Omdat de vloeistof wordt omgeleid, kan de
machine traag worden voortbewogen zonder dat
de transmissie wordt beschadigd.
1. Omloopklep (2)
3. Sluit de omloopkleppen voordat u de motor start.
Aandraaien tot 70 N·m om de klep te sluiten.
Belangrijk:
Als u de machine achteruit moet
duwen of slepen, moet u ook zorgen voor
een omleiding langs de afsluitklep in het
verdeelstuk van de vierwielaandrijving. Om te
zorgen voor een omleiding langs de afsluitklep,
sluit u een slang (onderdeelnr. 95-8843), 2
koppelingfittings (onderdeelnr. 95-0985) en 2
hydraulische fittings (onderdeelnr. 340-77) aan
op de testaansluiting voor de achterwaartse
tractiedruk op de hydrostaat, en op de aansluiting
tussen de aansluitingen M8 en P2 van de achterste
tractieverdeler, die zich aan de binnenzijde van
het voorste achterwiel bevindt.
34
Figuur 25
g036666
g020510