5 Voor de installatie
Afb.20
Een of meerdere buitenunits installeren
1 2
/
Afb.21
Instellen van de buitenvoeler
3
2
4
MW-8800N003-6
36
Installatie in koude en besneeuwde gebieden
Wind en sneeuw kunnen aanzienlijk afbreuk doen aan de prestaties van
de warmtepomp. Zorg ervoor dat de volgende informatie in aanmerking
wordt genomen om de buitenunit correct te installeren.
Installeer de buitenunit altijd hoog genoeg boven de grond zodat het
condenswater goed kan wegstromen.
De breedte van het voetstuk mag niet groter zijn dan die van de buiten
unit. IJsvorming kan leiden tot defecten (koelvloeistoflek).
De hoogte van het onderstel moet hoger zijn dan de hoogte van de
zwaarste sneeuwval. Deze maatregel helpt om de wisselaar te bescher
men tegen sneeuw en om ijsvorming te voorkomen tijdens het ontdooi
en.
Verhoog in gebieden met veel sneeuwval de vrije ruimte tot minstens
200 mm ten opzichte van de gemiddelde dikte van de sneeuwlaag.
Opgelet
Neem, wanneer de buitentemperatuur onder nul komt, de nodi
ge voorzorgsmaatregelen om bevriezing in de afvoerleidingen te
voorkomen.
Vermijd dat condenswater bevriest in op plekken waar doorstro
ming noodzakelijk is.
3
1. Installeer de buitenunit altijd zo ver mogelijk van een onderdoorgang
omdat de condensaatafvoer kan bevriezen, waardoor een potentieel
gevaar ontstaat (ijspegels, ijzel).
2. Stel buitenunits naast elkaar op en niet bovenop elkaar om te voorko
men dat condenswater op lagere units kan lekken en bevriezen.
5.3.5
Instellen van de buitenvoeler
1. Kies de juiste locatie voor de buitenvoeler.
2. Plaats de twee pluggen (diam. 4 mm) die bij de sensor zijn meegele
verd.
3. Bevestig de sensor met de meegeleverde schroeven (diameter 4
mm).
4. Sluit de kabel aan op de buitentemperatuursensor.
Aanbevolen locaties
Plaats de buitensensor op een locatie die aan de volgende kenmerken
voldoet:
4
MW-6000252-2
7682783 - v02 - 18012018