Taak en werking
Taak
Deze apparaten dienen voor het handmatig of
automatisch afvoeren van slibhoudend ketelwater
met niet metalen vaste stoffen uit stoomketels.
Werking
De PA 110 is bedoeld voor handmatige bediening.
Voor de spuiprocedure wordt hij handmatig met een
hendel gedurende ongeveer twee à drie seconden
volledig geopend. De door een veer gespannen
kegel wordt hierbij uit de klepzitting gedrukt. De
slibstoffen worden via de geopende klep afgevoerd.
Bij langzaam loslaten van de hendel wordt de kegel
door de veerkracht in de klepzitting gedrukt
(snelsluiting). De klep is gesloten.
De MPA 110 is voor de automatische bediening
voorzien van een membraanaandrijving. Als
stuurmedium wordt perslucht gebruikt. Voor de
spuiprocedure wordt hij door de
membraanaandrijving geopend.
De membraanaandrijving is er in twee uitvoeringen.
De membraanaandrijving NII is bedoeld voor
drukverschillen tot 160 bar en de
membraanaandrijving Nlll voor drukverschillen tot
220 bar.
De openingsimpuls kan vanuit verschillende
besturingen worden afgegeven:
de programmabesturing TA, zie informatieblad
TA,
de ontzoutingsregelaar LRR 1-40, zie
informatieblad LRR 1-40 of
de SPECTORcontrol met CAN-bus
12
Apparaat opslaan en
transporteren
Opgelet!
Beschadiging van het apparaat bij
verkeerde opslag of onjuist transport.
Sluit alle openingen af met de
meegeleverde of vergelijkbare
afdekkingen.
Zorg er voor dat het apparaat droog
blijft en tegen corrosieve atmosferen
wordt beschermd.
Neem contact op met de fabrikant,
wanneer u het apparaat onder andere
omstandigheden wilt opslaan.
Apparaat opslaan
Sla het apparaat uitsluitend op onder de
volgende omstandigheden:
Sla het apparaat maximaal 12 maanden lang
op.
Alle openingen van het apparaat moeten met de
meegeleverde afsluitpluggen of vergelijkbare
afdekkingen zijn afgesloten.
De aansluitvlakken en de
afdichtingsoppervlakken moeten zijn beschermd
tegen mechanische beschadiging.
Het apparaat en alle onderdelen moeten zijn
beschermd tegen stoten en slagen.
Het apparaat mag alleen in afgesloten ruimten
onder de volgende omgevingscondities worden
opgeslagen:
Luchtvochtigheid minder dan 50%, niet
condenserend.
Ruimtelucht schoon en niet zout of op andere
wijze corrosief
Temperatuur 5–40 °C.
Zorg er bij het opslaan voor dat deze condities
continu worden aangehouden.
Neem contact op met de fabrikant, wanneer u
het apparaat onder andere condities wilt
opslaan.