•
De EPB kan voorkomen dat je per ongeluk gaat schuiven bij
het starten op een helling. De EPB wordt alleen automatisch
ontgrendeld als de tractie van het voertuig groter is dan de
schuifkracht.
•
Als de normale rem van het voertuig uitvalt, kan de
noodremfunctie het voertuig nog steeds tot stilstand brengen.
Zie "Noodremfunctie" in dit gedeelte voor meer informatie.
•
Bij het in- of uitschakelen van de elektronische parkeerrem
is mogelijk een klein geluid hoorbaar. Dit is normaal, wees
gerust. Als het voertuig is uitgeschakeld, kan de ingetrapte
parkeerrem niet worden ontgrendeld en kan de losse
parkeerrem niet worden ingeschakeld. Sluit een externe
voeding aan.
•
Als het "EPB-controlelampje (rood)"
gaat wanneer u de EPB-schakelaar bedient, of als het "EPB-
storingscontrolelampje (geel)"
bij normaal gebruik niet kan worden ontgrendeld, neem dan
contact op met onze erkende onderhoudsdealer.
•
Gebruik geen EPB op een weg met een helling van meer dan
30%, anders kan het voertuig gaan schuiven. Als de EPB niet
volledig remt wanneer u boven een zekere hellingsgraad op de
weg parkeert, kan de bestuurder het wegglijden tegenhouden
door op het rempedaal te drukken.
48
Starten en rijden
Parkeerhulpsysteem
Opmerking: Welk type parkeerhulpsysteem in uw voertuig
geïnstalleerd is, hangt af van de uitrusting van uw voertuig.
Een camera biedt visuele ondersteuning bij het parkeerhulp-
systeem. Zie "Camera" in het rijhulpsysteem voor meer informatie.
Een ultrasone radar biedt objectdetectie bij het parkeerhulpsysteem.
Zie "Radar" in het rijhulpsysteem voor meer informatie.
Parkeersensor
niet aan of uit
oplicht en de EPB
Twee parkeersensoren op de achterbumper scannen de
omgeving achter het voertuig om zo obstakels achter de auto
te detecteren. Als er een obstakel is gedetecteerd, berekenen
de sensoren de afstand ervan tot de achterkant van het
voertuig en geven ze de bestuurder informatie door middel van
Het parkeerhulpsysteem mag niet blindelings
worden vertrouwd; het is bedoeld om u bij het
parkeren te begeleiden. Sommige obstakels, zoals
dunne voorwerpen (gaas en touwen of kabels),
kleine voorwerpen dicht bij de grond, conische
voorwerpen en voorwerpen met niet-reflecterende
oppervlakken, worden niet door de parkeersensoren
opgemerkt.
De sensoren mogen niet bedekt zijn door vuil, ijs
of sneeuw. Afzettingen op het oppervlak van de
sensoren hinderen de werking van de sensoren.
Reinig de sensoren tijdens het wassen van uw
voertuig niet van dichtbij met een hogedrukreiniger.