7.0
OPSPOREN VAN FOUTEN
OPGELET: Ontkoppel de gelijkstroomvoeding van de controller alvorens het frontpaneel te openen!
Het opsporen van fouten en het herstellen van een slecht werkende controller mag alleen gebeuren
door gekwalificeerd personeel dat voldoende voorzichtig te werk moet gaan om de veiligheid te
verzekeren en onnodige verdere schade te beperken. Neem contact op met de fabriek.
7.1
Foutmeldingen
HOOG ALARM
Het overzichtsscherm zal een H weergeven aan het rechtereinde van de staafgrafiek als de
geleidbaarheid groter is dan de ingestelde max. waarde voor de hoge alarmdrempel. Als uw toestel
bedraad is voor een alarmuitgang, dan zal het alarmrelais omschakelen. De controller zal de
geleidbaarheid blijven controleren, de aftap- en/of toevoer-uitgangen zullen geactiveerd kunnen
blijven.
Mogelijke oorzaak
Vuile sonde
Elektromagnetische klep defect
Defecte sonde
Verkeerde bedrading van de klep of de controller
Geleidbaarheid steeg boven alarmlimiet terwijl de
blokkering zich voordeed.
Verstopte Y-zeef in aftapleiding
Defect aftaprelais
LAAG ALARM
Het overzichtsscherm zal een L weergeven aan het linkeruiteinde van de staafgrafiek en het
alarmrelais zal omschakelen. De controller zal blijven de geleidbaarheid controleren en inhibitor
toevoeren zoals geprogrammeerd.
Mogelijke oorzaak
Sensor ontkoppeld
Sensor droog
Vooraftapping te laag ingesteld
Elektromagnetische klep geblokkeerd in de open stand
Defecte sonde
Verkeerde bedrading van sonde
Defect aftaprelais
Deze foutmelding zal de geleidbaarheidsregeling stoppen. Geeft aan dat het debiet van het monster
dat voorbij de elektrodes en door de debietschakelaar stroomt kleiner is dan "1 gallon per
minuut". Dit voorkomt een regeling op basis van een op basis van een stilstaand monster.
Mogelijke oorzaken
Geen debiet
Defecte debietschakelaar/kabel
Defecte controller
Correctieve actie
Reinig de sonde (zie Sectie 6.1)
Herstel of vervang de elektromagnetische klep
Evalueer (zie Sectie 7.3). Controleer het
temperatuurdisplay.
Corrigeer de bedrading. Zie sectie 3.4.
Laat normaal aftappen gebeuren.
Reinig de Y-zeef.
Vervang relais. (Vraag raad aan de fabrikant.)
Correctieve actie
Koppel weer aan. Controleer de kabel op continuïteit.
Controleer het T-stuk op verstopping. Controleer het
debiet. Verander de plaats van de sonde.
Controleer de instelling van het vooraftappen ten
opzichte van het "% laag".
Herstel of vervang de elektromagnetische klep (Vraag
raad aan uw dealer)
Evalueer (zie Sectie 7.3). Vervang zo nodig.
Corrigeer de bedrading. Zie sectie 3.4.
Vervang relais. (Vraag raad aan de fabrikant.)
GEEN DEBIET
Correctieve actie
Controleer het leidingwerk op gesloten kleppen,
blokkering enz. Controleer de circulatiepomp.
Controleer met ohmmeter.
Controleer door de ingang van de debietschakelaar in
de controller kort te sluiten.
52