Uitvoerinstellingen
EFFECTS
Dit laat zien hoe u effecten kunt toepassen op de uitgevoerde audio.
COMP
1 .
Tik op <COMP>.
2 .
Stel de parameters in.
Parameter
Beschrijving
Stelt de compressordiepte in.
COMP
Als dit op "OFF" staat, wordt er geen
compressoreffect toegepast.
TONE
Past het klankkarakter van de compressor aan.
Grotere waarden zorgen ervoor dat de
NATURAL
compressor op een natuurlijkere manier werkt.
REVERB
1 .
Tik op <REVERB>.
2 .
Stel de parameters in.
Parameter
Beschrijving
TIME
Regelt de lengte (tijd) van de galm.
TONE
Regelt het klankkarakter van de reverb.
LEVEL
Wijzigt het volume van het reverbgeluid.
Tik in het startscherm op een pictogram dat overeenkomt met
OUTPUT om het venster te openen.
Tik op <
> om het EFFECTS-scherm weer te geven.
34
GENERAL
1 .
Tik op <GENERAL>.
2 .
Stel de parameters in.
Parameter
Beschrijving
Er wordt een gemeenschappelijke KEY en BPM
KEY
ingesteld voor de effectpatches (kanalen 1–4) en
voor de speciale effecten (USB via BLUETOOTH-
BPM
kanalen).
Selecteert of de KEY en BPM als GENERAL
KEY PREF
(SYSTEM)-instellingen moeten worden ingesteld,
of dat de effectpatchinstellingen voor CH1 moeten
BPM PRF
worden gebruikt.
GENERAL
1 .
Stel de parameters in.
Parameter
Beschrijving
STREAM
Gebruik dit om eventuele vertragingen tussen de
DELAY
video en audio aan te passen.
DELAYED
Stelt de uitvoerbestemming in voor de audio die
OUT
is aangepast in STREAM DELAY.
Stelt de uitvoer in waarvoor volumeregeling is
FADER
ingeschakeld voor de OUTPUT-fader.
Bepaalt of dezelfde EQ-instellingen moeten
worden gebruikt voor de MAIN OUT- en
EQ
hoofdtelefoon 1–4-aansluitingen, of dat ze
afzonderlijk moeten worden ingesteld.
Stelt in of de volumeregeling van elke kanaalfader
moet worden in- of uitgeschakeld voor de audio
MONITOR
die wordt uitgevoerd via de hoofdtelefoon
1–4-aansluitingen en USB MONITOR.
Stelt in of het ingevoerde geluid van de
HEDSET MIX
headsetmicrofoon wordt teruggestuurd naar
MINUS
hoofdtelefoon 1-aansluiting (ON) of niet (OFF).