AK-CC55 Single Coil en AK-CC55 Single Coil UI
Olieterugwinning kan worden geïnitieerd via een digitaal ingangssignaal of een netwerksignaal. Wanneer de
olieterugwinning wordt gestart, wordt de openingsgraad van de klep verhoogd om de olie uit de verdamper te
spoelen.
Olieterugwinningfunctie biedt de volgende regelopties:
0 = Geen olieterugwinning
1 = Adaptieve vloeistofregeling + Normale ventilatorregeling
2 = Adaptieve vloeistofregeling + Ventilator UIT
3 = Vaste openingsgraad van klep + Normale ventilatorregeling
4 = Vaste openingsgraad van klep + Ventilator UIT
Adaptieve vloeistofregeling (optie 1 en 2)
Wanneer de olieterugwinning wordt gestart, schakelt de inspuitfunctie over op adaptieve vloeistofregeling,
waardoor de oververhittingsreferentie wordt verlaagd, de openingsgraad van de klep wordt verhoogd en een
gecontroleerde hoeveelheid vloeibaar koudemiddel bij de uitlaat van de verdamper aankomt. Omdat de
compressorregelaar tevens met een hogere capaciteit/snelheid werkt, resulteert deze combinatie in een hogere
hoeveelheid teruggevoerde olie.
Figuur 10: Adaptieve vloeistofregeling verhoogt de openingsgraad van de klep klepopening tijdens olieterugwinning
y
E
Vaste openingsgraad (optie 3 en 4)
Wanneer de olieterugwinning wordt gestart, zal de injectiefunctie overschakelen naar een door de gebruiker
gede nieerde openingsgraad om de verdamper met koudemiddel te vullen en zo de olie terug te voeren naar de
compressor/zuigaccumulator. Deze optie biedt echter geen regeling of bewaking van de superverwarming en het is
de verantwoordelijkheid van de gebruiker om te zorgen dat het systeemontwerp voorziet in bescherming van de
compressoren.
Beveiliging
Er is een aantal veiligheidsfuncties geïnstalleerd om het geconserveerde voedsel te beschermen tegen te lage
temperaturen tijdens een olieterugwinningscyclus.
Als een olieterugwinning langer duurt dan de ingestelde 'Max. olieterugwinningstijd' , stopt de olieterugwinning en
wordt de normale regeling hervat.
De olieterugwinning wordt gestopt als de luchttemperatuur lager wordt dan de ingestelde lage alarmgrens.
Temperatuurregeling
De temperatuur in het apparaat wordt gemeten via een of twee temperatuursensoren die zich respectievelijk in de
retourlucht vóór de verdamper (S3) of na de verdamper (S4) bevinden. Een instelling voor de thermostaat,
alarmthermostaat en displayuitlezing bepaalt in hoeverre de twee sensorwaarden elke afzonderlijk functie moeten
beïnvloeden. Een instelling van bv. 50% voor S4 betekent dat beide sensoren dezelfde prioriteit hebben.
© Danfoss | Climate Solutions | 2022.10
A
B
C
D
x
Tijd
y
Temp%
A
AKV OD%
B
Oververhitting
C
SH ref.
D
Adaptieve vloeistofregeling met geforceerde
koeling
E
Olieterugwinning
x
BC364229688105nl-000201 | 12