Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Wissen Van Specifieke Nootdata; Bewerken Van De Geheugeninhoud - Casio CTK-900 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Melodiegeheugenfunctie

Wissen van specifieke nootdata

1.
Voer de stappen 1 en 2 uit onder "Corrigeren van
fouten tijdens stapopname" op de vorige pagina
om de noot aan te geven die u wilt uitwissen.
2.
Druk tweemaal op de [
3.
Druk in antwoord op de "Delete?" (wissen?)
boodschap die op het scherm verschijnt op de Ja
YES toets om de aangegeven noot te wissen.
Bewerken van de
geheugeninhoud
Na opnemen naar het keyboardgeheugen kunt u nog steeds
afzonderlijke noten en parameterinstellingen (zoals
bijvoorbeeld toonnummer) oproepen en naar wens
veranderingen aanbrengen. Dit betekent dat u verkeerd
gespeelde noten kunt corrigeren, tooninstellingen kunt
veranderen, enz.
De volgende types data kunnen worden bewerkt.
• Nootintensiteit
• Noten
• Akkoorden
• Toonnummers
• Ritmenummer
• Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets,
VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT
toets.

Bewerken van de geheugeninhoud

1.
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
stapopname standbyfunctie in te schakelen en
gebruik vervolgens de [+] en [–] toetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
S
e t
1
Knippert
2.
Stel het reeds opgenomen en te bewerken spoor
in m.b.v. de SONG MEMORY TRACK toetsen.
3.
Druk op de [
] CURSOR toets om de
bewerkingsfunctie in te schakelen.
• De REC indicator verdwijnt uit de display en de STEP
indicator gaat knipperen.
D-58
] CURSOR toets.
R e c
p
1
4.
Gebruik de [
] en [
naar de locatie op het spoor te gaan waar de noot
of de parameter zich bevindt die u wilt veranderen.
Voorbeeld van nootbewerking
1
N
t o
1
Snelheid
2
Toonhoogte
5.
Breng gewenste veranderingen aan in de waarde.
• De procedures die u gebruikt voor het veranderen van
een parameter hangen af van het betreffende type
data. Zie "Bewerkingstechnieken en display-inhoud"
op pagina D-59 voor details.
• Herhaal de stappen 4 en 5 om andere parameters te
bewerken.
6.
Druk op de START/STOP toets om het bewerken
te stoppen wanneer u klaar bent.
• De enige parameters die kunnen worden bewerkt bij de
sporen 2 tot en met 6 zijn noten en toonnummers.
• Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de Sporen
1 - 6 aan de gang was.
• U kunt enkel de toonnummers veranderen die oorspronkelijk
ingesteld waren voor de sporen 2 tot en met 6 m.b.v. stap-
voor-stap opname.
• Tijdens real-time opnemen kunt u ritmenummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van Spoor 1
aan de gang was.
• U kunt enkel de ritmenummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de spoor 1 m.b.v. stap-
voor-stap opname.
• De bewerkingsprocedure kan niet worden gebruikt om meer
data toe te voegen aan de opname.
• Gedeelten van een opname kunnen niet naar een andere
plaats worden overgebracht binnen een opname.
• De nootlengte kan niet worden veranderd.
] CURSOR toetsen om
2
e C 4
707A-D-060A

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave