Gradiëntherkenning
Parameters gradiëntherkenning
Functiegrootte
Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en
kommaposities overgenomen worden.
Modus
Keuze: Gradiëntherkenning
Gradiënt
Opgave van de gewenste gradiënt in
waardeverandering wordt door de ingangsvariabele „Differentie" vastgelegd. Bij
opgave van een negatieve waarde voor de waardeverandering wordt een dalende
gradiënt herkend.
Grafieken gradiëntherkenning
Gradiënt positief
Gradiënt negatief
Op het punt, waarop de curve van de temperatuurwijziging steiler als de gradiënt wordt, gaat de
status op AAN.
56
waardeverandering/ tijdseenheid. De
De status gaat naar AAN, indien de
temperatuurstijging binnen een tiende
van de ingestelde tijdseenheid hoger
als de ingestelde gradiënt is.
De
instelling
„Differentie"
ingangsvariabelen dient niet lager dan
2,0K te zijn, omdat anders wisselingen
in meetwaardes de uitkomst kan
beïnvloeden.
Voorbeeld:
Is
de
gekozen
seconden, dan wordt iedere 2 seconden
gecontroleerd, of de temperatuur met
meer dan 0,5K is gestegen.
in
de
gradiënt
5,0K/20