In deze handleiding worden toetssymbolen gebruikt om de toetsen aan te geven
waarop moet worden gedrukt in de voorbeeldproblemen. De weergave van
deze symbolen varieert, afhankelijk van of ze de primaire, secundaire of
tertiaire functie aangeven die is vereist voor het probleem. Zo worden de
functies die horen bij de isgelijktoets,
•
primaire functie (is gelijk):
•
secundaire functie (weergave):
•
tertiaire functie (willekeurig):
Toetsfuncties in vakken
Er zijn drie shift-toetsfuncties op de rekenmachine die worden gebruikt om
de werking van de functie van een andere toets te wijzigen. Deze drie tertiaire
]O
functies,
blauwe vakken om aan te geven dat ze anders werken. Voor deze speciale
functies moeten aanvullende toetsen worden ingedrukt. De volgende functies
horen bijvoorbeeld bij de wistoets,
4
Aan de slag
4
]o
]r
,
en
M
, in de tekst als volgt aangegeven:
4
\5
]6
, zijn weergegeven in
: