Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Hoofdstuk 3

Motor starten

Start de motor uitsluitend volgens deze procedure; deze is bedoeld om de motor en het milieu te
beschermen.
Verschillende factoren zijn van invloed op het starten van de motor, zoals:
• het vermogen van de accu's
• de prestaties van de startmotor
• de viscositeit van de smeerolie
• de installatie van een koudestartsysteem.
Een dieselmotor heeft een koudestarthulp nodig als deze in extreem koude omstandigheden wordt gestart.
Deze motor is standaard uitgerust met gloeibougies die alleen maar nodig zijn als de omgevingstemperatuur
lager dan -5
C is.
O
Voordat u de motor start, moet u volledig vertrouwd zijn met de bedieningsorganen en hun gebruik.
Voorbereidingen voor het starten van de motor
1.
Controleer of de tank meer dan genoeg brandstof voor de reis bevat.
2.
Controleer of de brandstoftoevoerregeling (indien aanwezig) open staat.
3.
Controleer of het filter van de buitenboordkraan schoon is.
4.
Open de buitenboordkraan.
5.
Controleer de hoeveelheid koelvloeistof in het reservoir.
6.
Controleer de hoeveelheid smeerolie in het oliecarter en in de keerkoppeling.
7.
Zet de schakelhendel van de keerkoppeling in de neutraalstand.
Voorzichtig: Als de motor verschillende weken niet in bedrijf is geweest.
Een koude motor starten bij koude weersomstandigheden
Voorzichtig: Gebruik geen ether als startvloeistof.
N.B.: Start de motor op deze manier als de omgevingstemperatuur lager dan -5
1.
Schakel het elektrische systeem in.
2.
Controleer of de keerkoppeling in de neutraalstand staat. Zet de toerentalregeling van de motor in de
laagste stand.
3.
Zet de hendel van de voorgloei-/startschakelaar 5 seconden omhoog. Zet de hendel van de voorgloei-
/startschakelaar omlaag om de startmotor in werking te stellen. Als de motor aanslaat, laat u de hendel los.
Laat de motor op een regelmatig stationair toerental lopen.
4.
Controleer of er water uit de uitlaatpijp of het afzonderlijke afvoerkanaal komt.
5.
Als de motor niet in 15 seconden start, moet u de startmotor 30 seconden laten afkoelen. Als de motor
is gestart, moet u deze op een regelmatig stationair toerental laten lopen. Controleer of er water uit de
uitlaatpijp of het afzonderlijke afvoerkanaal komt.
Laat de motor en de startmotor altijd stationair lopen voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt.
Een hete motor starten of een motor starten bij een omgevingstemperatuur van meer dan -5
1.
Schakel het elektrische systeem in.
2.
Controleer of de keerkoppeling in de neutraalstand staat. Zet de toerentalregeling van de motor in de
laagste stand.
3.
Zet de hendel van de startschakelaar omlaag om de startmotor in werking te stellen. Als de motor start,
moet u deze op een regelmatig stationair toerental laten lopen. Controleer of er water uit de uitlaatpijp of het
afzonderlijke afvoerkanaal komt.
Laat de motor en de startmotor altijd stationair lopen voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt.
Voorzichtig: Laat de elektrische brandstoftoevoerpomp nooit meer dan 60 seconden zonder brandstof werken.
De pomp kan dan blijvende schade oplopen omdat deze voor smering brandstof nodig heeft.
14
N38275
C is.
O
C
O

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave