Hoofdstuk 4
Klepspeling afstellen
De klepspeling wordt bij een koude motor gecontroleerd tussen de bovenkant van de klepsteel en de
kleptuimelaar (CC). De correcte speling voor inlaatkleppen is 0,20 mm en 0,45 mm voor uitlaatkleppen. De
klepstanden worden aangegeven in (DD).
De kleppenvolgorde van cilinder Nr. 1 wordt getoond in onderstaande tabel.
N.B: Cilinder Nr.1 is de cilinder die het verst is verwijderd van de vliegwielkant van de motor.
1.
Draai de krukas in de normale draairichting totdat de inlaatklep (DD7) van cilinder Nr. 4 ietsjes is
geopend en de uitlaatklep (DD8) van dezelfde cilinder niet helemaal is gesloten. Controleer de speling van
de kleppen (DD1 en DD2) van cilinder Nr. 1 en stel deze af als dit nodig is.
2.
Stel kleppen (DD3 en DD4) van cilinder Nr. 2 af zoals hierboven is aangegeven voor cilinder Nr. 4.
Controleer vervolgens de speling van de kleppen (DD5 en DD6) van cilinder Nr. 3 en stel deze af als dit
nodig is.
3.
Stel de kleppen (DD1 en DD2) van cilinder Nr. 1 af. Controleer vervolgens de speling van de kleppen
(B7 en B8) van cilinder Nr.4 en stel deze af als dit nodig is.
4.
Stel de kleppen (DD5 en DD6) van cilinder Nr. 3 af. Controleer vervolgens de speling van de kleppen
(DD3 en DD4) van cilinder Nr. 2 en stel deze af als dit nodig is.
Cilinder- en
klepnummer
Klep
I = Inlaat
U = Uitlaat
38
1
2
1
2
3
4
I
U
I
U
3
4
5
6
7
8
I
U
I
U
N38275