Brandstoftank en ventilatieknop
De brandstoftank dient goed vastgezet
te zijn in de boot. Hiermee wordt
voorkomen dat schade ontstaat
doordat de tank kan bewegen.
De brandstoftank moet op een goed
geventileerde plaats gezet worden om
de kans op dampophoping te
voorkomen. Voorkom dat de tank
aan direct zonlicht wordt blootgesteld.
Vanwege de capaciteit van de
brandstofpomp mag de brandstoftank
niet meer dan 2 meter van de motor
verwijderd zijn en zich niet lager dan 1
meter beneden de aansluiting van de
brandstofslang bevinden.
ONTLUCHTINGSDOP
O
O
P
P
E
E
N
N
1.
Open de ontluchting van de
brandstoftank door de
ontluchtingsdop minimaal 2 - 3
omwentelingen linksom te draaien.
Laat de luchtdruk in de
brandstoftank gelijk worden aan de
buitenluchtdruk. Als de ontluchting
openstaat, kan er lucht in de tank
stromen die de brandstof vervangt
als het brandstofniveau daalt.
2.
Verwijder de tankdop en controleer
de conditie van de tankdop en de
pakking. Vervang de tankdop of
pakking als ze gescheurd of
beschadigd zijn of als er sprake is
van brandstoflekkage.
7.
STARTEN VAN DE MOTOR
57