4
De machine gebruiksklaar
maken
Geen onderdelen vereist
De bandenspanning controleren
Controleer vóór gebruik de bandenspanning; zie
bandenspanning controleren (bladz.
Belangrijk:
Zorg ervoor dat alle banden steeds de
juiste bandenspanning hebben; hierdoor kan de
machine optimale maaiprestaties leveren en goed
functioneren. Pomp de banden niet te zacht op.
Vloeistofniveaus controleren
1.
Controleer het peil van de smeerolie van de
achteras voordat de motor voor het eerst
gestart wordt; zie
controleren (bladz.
2.
Controleer het peil van de motorolie voordat u
de motor start; zie
(bladz.
50).
3.
Controleer het peil van de hydraulische olie
voordat u de motor start; zie
hydraulische vloeistof controleren (bladz.
4.
Controleer het koelsysteem voordat u de motor
start; zie
Het koelsysteem controleren (bladz.
60).
De machine smeren
Smeer de machine voor gebruik; zie
lagerbussen smeren (bladz.
niet goed is gesmeerd, zullen belangrijke onderdelen
hierdoor voortijdig slijten of defect raken.
25).
Smeerolie van tandwielkast
59).
Het motoroliepeil controleren
Het peil van de
Lagers en
47). Als de machine
Algemeen overzicht
van de machine
Bedieningsorganen
Rempedalen
2 pedalen
(Figuur
remmen op de wielen ter ondersteuning van het
draaien en ten behoeve van een betere tractie bij het
rijden op hellingen.
De
Pedaalvergrendeling
De pedaalvergrendeling
rempedalen aan elkaar. Gebruik de vergrendeling
om de pedalen aan elkaar te koppelen om zo de
parkeerrem in werking te stellen en terwijl u de
machine gebruikt in transportmodus.
Pedaal van parkeerrem
Om de parkeerrem in te schakelen,
de pedalen op elkaar aan met de borgpen en drukt u
het rechter rempedaal in terwijl u het andere pedaal
inschakelt. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt
u 1 van de rempedalen in totdat de vergrendeling van
de parkeerrem wordt ingetrokken.
63).
1. Rempedaal
2. Pedaalvergrendeling
3. Pedaal van parkeerrem
Tractiepedaal
Het tractiepedaal
vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de
bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit
te rijden de onderkant van het pedaal.
14
9) bedienen de afzonderlijke
(Figuur
9) koppelt de
(Figuur
Figuur 9
4. Tractiepedaal
5. Pedaal voor
stuurverstelling
(Figuur
9) regelt de beweging
9) sluit u
g009979